In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, had eerder asielaanvragen ingediend die zijn afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland en dat er een terugkeerverplichting op hem rust. De staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet, omdat er risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de uitzettingsprocedure zou ontwijken.
Tijdens de zitting op 8 februari 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris voldoende gronden heeft aangevoerd voor de maatregel van bewaring, waaronder het feit dat eiser Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen en zich eerder aan het toezicht heeft onttrokken. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen lichter middel beschikbaar is om het risico van onttrekking te ondervangen en dat er zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier J. de Winter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.