ECLI:NL:RBDHA:2023:18468

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
NL23.28197
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan eiseres is medegedeeld dat haar recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Dit besluit volgde op een voornemen dat op 3 juli 2023 werd gecommuniceerd. Eiseres heeft haar zienswijze ingediend, waarna het bestreden besluit werd genomen. De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek tot voorlopige voorziening, op 24 november 2023 behandeld. De gemachtigde van de staatssecretaris was aanwezig tijdens de zitting.

De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming rechtmatig is. Eiseres had verzocht om uitstel van de beslissing totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak zou doen in een soortgelijke zaak. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat zij in eerste aanleg moet oordelen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 30 oktober 2023, waarin is geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de groep waartoe eiseres behoort te beëindigen. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de rechtbank zouden doen afwijken van deze eerdere uitspraak.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres, waaronder de schending van het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel, niet slagen. Eiseres heeft niet aangetoond dat er een ondubbelzinnige toezegging is gedaan door de staatssecretaris. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28197

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Verbaas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van 30 augustus 2023 waarbij verweerder aan eiseres heeft medegedeeld dat haar recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), [2] eindigt op 4 september 2023.
1.1.
Op 3 juli 2023 heeft verweerder zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiseres op 4 september 2023 te beëindigen. Eiseres heeft haar zienswijze ingebracht. Vervolgens is het bestreden besluit genomen, waartegen het beroep zich richt.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (NL23.28198), op 24 november 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Eiseres heeft verzocht om de beslissing op haar beroep uit te stellen totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) uitspraak heeft gedaan in een soortgelijke zaak. Aangezien deze rechtbank en zittingsplaats zich al heeft uitgelaten over deze kwestie en de rechtbank de taak heeft om in eerste aanleg te oordelen, ziet de rechtbank hiervoor geen aanleiding en wijst het verzoek van eiseres af.
4. De rechtbank zal het beroep van eiseres ongegrond verklaren en overweegt daartoe het volgende.
Bevoegdheid van verweerder, rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en de voornemenprocedure
5. De rechtbank overweegt dat bij uitspraak van 30 oktober 2023 de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft geoordeeld dat verweerder bevoegd is de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als de facultatieve groep, waaronder eiseres valt, te beëindigen (hierna: de MK-uitspraak). Ook is in die uitspraak geoordeeld dat de beëindiging niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en dat verweerder kan volstaan met de voornemenprocedure en geen individueel gehoor hoeft af te nemen. [3]
5.1.
De rechtbank stelt vast dat eiseres de MK-uitspraak volgt in zoverre dat verweerder de bevoegdheid had om de tijdelijke bescherming in te trekken. Volgens eiseres zijn echter het (Unierechtelijke) rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel geschonden. Deze beroepsgronden slagen niet. De rechtbank ziet in wat eiseres naar voren heeft gebracht, geen aanleiding om anders te oordelen dan in de bovengenoemde uitspraak van 30 oktober 2023 en maakt de dragende overwegingen in die uitspraak tot de hare.
5.2.
Eiseres haar verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam (ECLI:NL:RBDHA:2023:13022) baat haar niet. De rechtbank is bekend met de uitspraak, maar volgt in eiseres haar zaak de lijn die deze rechtbank en zittingsplaats in de uitspraak van 30 oktober 2023 heeft uitgezet. Onder verwijzing naar overweging 6.3 van de MK-uitspraak volgt de rechtbank eiseres niet in haar betoog dat er ten onrechte onderscheid wordt gemaakt tussen personen die vallen onder het bereik van de Richtlijn en dat eiseres erop mocht vertrouwen dat haar tijdelijke bescherming zou voortduren. Het betoog van eiseres dat verweerder de schijn heeft gewekt dat eiseres hetzelfde zou worden behandeld als vluchtelingen uit Oekraïne met die nationaliteit slaagt niet. Ook in deze zaak is de rechtbank van oordeel dat het beëindigen van de tijdelijke bescherming voor eiseres voorzienbaar was en niet is gebleken van willekeur, omdat dit bij de Kamerbrief van 18 juli 2022 door verweerder is aangekondigd en gemotiveerd. Het Uitvoeringsbesluit kondigt tijdelijke bescherming aan voor de duur van één jaar en uit de Richtlijn volgt dat de tijdelijke bescherming kan worden beëindigd. Eiseres heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat verweerder aan haar een ondubbelzinnige toezegging heeft gedaan, zodat het beroep op het vertrouwensbeginsel ook om die reden faalt.
6. Hetgeen overigens is aangevoerd kan evenmin afdoen aan het besluit de tijdelijke bescherming te beëindigen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.