In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A.H. Hekman, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 15 april 2022 ingediend, maar de Spaanse autoriteiten hebben deze op 28 april en 17 mei 2022 niet geaccepteerd. Op 19 mei 2022 heeft de verweerder aangegeven dat de asielaanvraag in de nationale procedure zou worden behandeld, waarna de beslistermijn van zes maanden is ingegaan. Echter, op 27 september 2022 is er een besluit genomen dat de beslistermijnen van asielaanvragen die nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd.
Eiser heeft verweerder op 13 september 2023 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft verweerder een termijn van acht weken gegeven om alsnog een besluit te nemen, met de mogelijkheid van een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 209,25, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft de zaak als van zeer licht gewicht gekwalificeerd, wat heeft geleid tot een lagere wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 november 2023.