In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser diende zijn aanvraag in op 6 april 2022, en volgens de geldende regelgeving diende verweerder uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag te beslissen. Echter, door een wijziging in de regelgeving op 27 september 2022, zijn de beslistermijnen voor asielaanvragen verlengd met negen maanden. Eiser heeft verweerder op 2 augustus 2023 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen besluit genomen.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft verweerder een termijn van acht weken opgelegd om een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat verweerder binnen zestien weken alsnog een besluit moet nemen. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 209,25.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 28 november 2023. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft de wegingsfactor voor de proceskosten vastgesteld op 0,25, gezien de eenvoudige aard van de zaak en het beperkte belang van de zaak.