In deze zaak heeft eiser op 8 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn echtgenote en kinderen in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 29 augustus 2023 een ingebrekestelling ontvangen van eiser, die op 6 september 2023 is ingediend. Eiser heeft op 29 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De staatssecretaris had uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar deze termijn is overschreden. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is, en verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer die bevestigt dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen acht weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, en de staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.