In deze zaak heeft eiseres, een Syrische nationaliteit hebbende vrouw, op 17 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als gezinslid bij haar referent te verblijven. De aanvraag is op 18 januari 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ontvangen. Eiseres heeft op 19 juli 2023 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 17 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Verweerder heeft op 1 september 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank verwijst naar artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin is bepaald dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens wordt verwezen naar artikel 6:12 van de Awb, dat het indienen van een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit regelt. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen. Daarnaast wordt verweerder verplicht een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken. Tot slot veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.