ECLI:NL:RBDHA:2023:18372

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
C/09/648850/KG RK 23-761
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens misbruik van wrakingsmiddel in bestuursrechtelijke procedure

Op 19 juni 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in verband met een procedure tegen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van procedurele beslissingen, waaronder het niet honoreren van een verzoek om een digitale hoorzitting en het niet reageren op een verzoek om de hoorzitting besloten te houden. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. In dit geval was er geen sprake van bijzondere omstandigheden die een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid opleverden.

De wrakingskamer benadrukte dat beslissingen over de wijze van zitting (digitaal of besloten) procedurele beslissingen zijn en dat deze niet kunnen leiden tot een wrakingsverzoek. Bovendien was het bekend dat de verzoeker eerder in vier van de vijf hoofdzaken een wrakingsverzoek had ingediend, dat niet-ontvankelijk was verklaard. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker het wrakingsmiddel misbruikte om de voortgang van de procedure te frustreren. Daarom werd besloten dat een volgend wrakingsverzoek in de betreffende zaken niet in behandeling zou worden genomen.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd bepaald dat de behandeling van de hoofdzaken voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/73
zaak- /rekestnummer: C/09/648850 / KG RK 23-761
Beslissing van 19 juni 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. D.R. van der Meer,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 13 juni 2023.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummers SGR 21/408, SGR 21/4814, SGR 22/7330, SGR 22/7331 en SGR 23/2041 tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: de hoofdzaken).
2.2.
Het verzoek is per e-mail ingediend en de inhoud van die e-mail luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Geachte wrakingskamer, (….),
Hierbij wraak ik de rechter wegens vooringenomenheid. Ik heb mij beroep op het feit dat ik niet alleen medische problemen heb en daarom de hoorzitting digitaal dient plaats te vinden, maar ook wegens het feit dat de rechtbank mij het laatste minuut uitnodigt zonder verhinderingen te vragen vooraf het inplannen. Daarnaast heb ik ook nadrukkelijk gevraagd om de hoorzitting besloten te houden ook hierop wordt noch gereageerd. Daarnaast was de uitnodigingsbrief al erg opmerkelijk dat er zou staan dat er geen digitale hoorzitting zou plaats vinden enkelen hebben zelfs afgelopen dagen nog hoorzittingen digitaal gevolgd, dus daar zit het probleem niet in. Ik kan ook niet het laatste moment een gemachtigde laten komen als ik de uitnodiging enkele dagen vooraf de hoorzitting krijg.
Gezien dit een nieuwe situatie is en nieuwe gronden om de rechter te wraken verzoek ik de wrakingskamer de wraking te behandelen (ook door andere leden). (…)”

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Uit het wrakingsverzoek leidt de wrakingskamer af dat verzoeker de rechter wil wraken omdat zijn verzoek om de hoorzitting digitaal te laten plaatsvinden niet is gehonoreerd. Verder is op zijn verzoek om de hoorzitting besloten te houden niet door de rechtbank gereageerd.
3.3.
Een beslissing om een zitting al dan niet digitaal te laten plaatsvinden of een beslissing om een zitting besloten te houden zijn procedurele beslissingen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek niet toewijsbaar is.
3.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
3.5.
Het is de wrakingskamer ambtshalve bekend dat door of namens verzoeker in vier van de vijf hier aan de orde zijnde hoofdzaken eerder een wrakingsverzoek is ingediend, welk verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. Om onredelijke (verdere) vertraging van de procedure te voorkomen zal de wrakingskamer op grond van artikel 8:18 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de zaken met kenmerk SGR 21/408, SGR 21/4814, SGR 22/7330, SGR 22/7331 en SGR 23/2041 niet in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 genoemde zaken wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de onder 2.1 genoemde zaken niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaken;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Keulen, R. Cats en S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.