ECLI:NL:RBDHA:2023:18354

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
NL23.10399
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na tussenuitspraak inzake asielaanvraag van Tadzjiekse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een eiser met de Tadzjiekse nationaliteit tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in zijn besluitvorming niet op kenbare wijze is ingegaan op de overgelegde brief van de echtgenote van eiser. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend op 14 maart 2023, welke door de staatssecretaris als ongegrond werd afgewezen. Tijdens de zitting op 27 juli 2023 was alleen de gemachtigde van eiser aanwezig, terwijl de staatssecretaris zich had afgemeld. In een tussenuitspraak van 3 augustus 2023 had de rechtbank de staatssecretaris de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen. De staatssecretaris heeft hierop gereageerd met een aanvullend besluit op 29 augustus 2023, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om de eerdere tekortkomingen te verhelpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser consistent heeft verklaard over zijn ervaringen en dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de overgelegde informatie. Uiteindelijk heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 2.092,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10399

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. C. Wentholt).

Procesverloop

Bij besluit van 14 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft alleen de
gemachtigde van eiser deelgenomen. De staatssecretaris is niet verschenen. Hij heeft dit
voorafgaand aan de zitting laten weten.
In de tussenuitspraak van 3 augustus 2023 [1] heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken het in het bestreden besluit geconstateerde gebrek te herstellen met in achtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak.
De staatssecretaris heeft op 9 augustus 2023 schriftelijk verklaard gebruik te willen maken van de gelegenheid het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Op 29 augustus 2023 heeft de staatssecretaris een aanvullend besluit genomen. Eiser heeft hierop schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1984 en heeft de Tadzjiekse nationaliteit. Op 20
maart 2022 heeft hij asiel aangevraagd in Nederland. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd
dat hij is opgepakt, vastgehouden en mishandeld door de Tadzjiekse autoriteiten naar
aanleiding van zijn kritische uitlatingen over het regime van Tadzjikistan, toen eiser in Polen verbleef. Nadat eisers vader hem had vrijgekocht is eiser opnieuw opgepakt, meegenomen en ondervraagd. Vervolgens is hij opnieuw met hulp van zijn vader vrijgelaten. Na deze tweede vrijlating heeft eiser het land verlaten.
2. Bij het bestreden besluit heeft de staatssecretaris eisers asielaanvraag afgewezen als
ongegrond. De staatssecretaris acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser
geloofwaardig. De staatssecretaris acht het echter ongeloofwaardig dat eiser is opgepakt,
vastgehouden en mishandeld door de Tadzjiekse autoriteiten naar aanleiding van zijn kritische uitlatingen in Polen over het regime van Tadzjikistan.
3. In de tussenuitspraak van 3 augustus 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris in zijn besluitvorming niet op kenbare wijze is ingegaan op de overgelegde brief van de echtgenote van eiser. Deze einduitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak van 3 augustus 2023. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Het standpunt van eiser
4. Eiser stelt dat hij niet inconsistent heeft verklaard over hoe vaak hij in de moskee heeft gesproken. Het is onjuist dat het aan eiser is om in één keer zijn verhaal te vertellen, volledig en zonder fouten, zonder zich nader te verduidelijken. Verder is het niet tegenstrijdig dat eiser heeft gezegd dat hij in de moskee niet over politiek heeft gesproken met de leden van the Civil Committee for the Protection of Political Hostages and Prisoners in Tajikistan (hierna: het Comité). Daarnaast is het onjuist dat eiser volgens de staatssecretaris al gelijk in zijn vrije relaas had moeten vermelden dat er een foto van hem is genomen terwijl hij sprak met mensen van het Comité. Dat eisers verklaring dat hij enkel per telefoon het Comité op de hoogte heeft gebracht niet strookt met zijn verklaring dat hij samen met leden van het Comité is gesignaleerd (gefotografeerd) in de moskee, berust op een verkeerde lezing van zijn verklaringen. Dat het opmerkelijk zou zijn dat eiser bij ontmoetingen met mensen van het Comité in de moskee niet over politiek heeft gesproken, is een invulling van wat eiser volgens de staatssecretaris had moeten doen. Eiser voert daarnaast aan dat zelfs als er van moet worden uitgegaan dat de informatie van het Comité afkomstig is van een niet-objectieve bron, dat niet betekent dat aan die informatie voorbij kan worden gegaan. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een uitspraak van de Afdeling. [2] Eiser wijst er verder op dat zijn verklaringen consistent zijn met de door hem overgelegde landeninformatie. Omdat de stukken over de uitzetting van eiser door de Poolse autoriteiten niet in het dossier zitten, moet ervan uit worden gegaan dat de Tadzjiekse autoriteiten op voorhand op de hoogte waren van de komst van eiser, dat de autoriteiten daardoor de kans hadden om van te voren vast te stellen wie hij was en daarom de foto van hem met de leden van het Comité hebben kunnen vinden. Eiser betwist ook dat de problemen in Tadzjikistan ongeloofwaardig zijn. In dit verband wijst hij op de door hem aangehaalde landeninformatie. Tot slot heeft eiser afdoende verklaard waarom hij niet onmiddellijk na aankomst in Nederland asiel heeft gevraagd. De latere melding is dan ook geen reden om aan zijn geloofwaardigheid te twijfelen.
De beoordeling
5. De rechtbank stelt voorop dat het nader gehoor bedoeld is om duidelijk te krijgen waarom iemand is vertrokken uit het land van herkomst en vast te stellen waarop de gestelde vrees bij terugkeer naar dat land is gebaseerd. In het asielrecht is verder sprake van een gedeelde bewijslast. Dit betekent dat de vreemdeling de aanvraag moet onderbouwen en de IND [3] een actieve onderzoeksplicht heeft. [4] In de praktijk betekent dit dat een asielzoeker tijdens het nader gehoor eerst de gelegenheid krijgt om te vertellen waarom hij zijn land heeft verlaten (‘het vrije relaas’), waarna de hoormedewerker van de IND zich aan de hand van nadere vragen aan de asielzoeker een duidelijk en compleet beeld van het vluchtrelaas probeert te verschaffen. Aan dat systeem is inherent dat de verklaringen die de vreemdeling in eerste instantie over zijn vluchtmotieven aflegt zelden helemaal volledig zijn. Deze krijgen in de regel immers pas kleur als gevolg van de vragen die naar aanleiding van het vrije relaas zijn gesteld. De rechtbank volgt dan ook niet de tegenwerping van de staatssecretaris dat eiser enerzijds heeft nagelaten de IND uit zichzelf op de hoogte te stellen van het gehele feitencomplex over zijn bezoek aan de moskee en wie hij daar heeft gezien, begroet en gesproken, en eiser anderzijds heeft verzuimd de foto met de oppositieleden uit zichzelf verduidelijken. De rechtbank volgt eiser verder in zijn stelling dat hij niet inconsistent heeft verklaard over hoe vaak hij in de moskee heeft gesproken. Alhoewel eiser inderdaad de suggestie heeft gewekt dat hij zich meermaals kritisch heeft uitgelaten over de Tadzjiekse autoriteiten in de moskee door te verklaren dat hij “daarmee was begonnen”, heeft eiser tijdens het nader gehoor desgevraagd steeds geantwoord dat dit één keer is gebeurd. [5]
6. De rechtbank stelt verder vast dat niet aan eiser is tegengeworpen dat hij zichzelf tegenspreekt wanneer hij zegt dat hij in de moskee niet over politiek heeft gesproken met de leden van het Comité. De staatssecretaris heeft wel aan eiser kunnen tegenwerpen dat het opmerkelijk is dat eiser, toen hij de leden van het Comité in de moskee heeft ontmoet, niet met hen over politiek heeft gesproken. Verweerder heeft er daarbij niet ten onrechte op gewezen dat zij tot de Tadzjiekse oppositie behoren, terwijl eiser zelf stelt zich kritisch te hebben uitgelaten over het regime. Verder heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat aan de verklaringen van het Comité over de door eiser gestelde vrees beperkte betekenis toekomt, omdat deze verklaringen op verzoek van eiser zijn opgesteld. De rechtbank volgt eiser overigens niet in zijn stelling dat de staatssecretaris volledig voorbij is gegaan aan de informatie van het Comité. In het bestreden besluit is immers ook opgemerkt dat uit de brieven van het Comité niet blijkt dat eiser direct contact heeft gehad met de leden van het Comité, noch blijkt daaruit dat zij aanwezig waren toen eiser zijn kritische toespraak hield in de moskee.
7. De staatssecretaris heeft verder kunnen overwegen dat de aangehaalde landeninformatie niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid van eisers persoonlijke relaas. De staatssecretaris heeft de algemene landeninformatie in het bestreden besluit op kenbare wijze meegewogen. Dat daaruit volgt dat er in Tadzjikistan sprake is van slechte omstandigheden in gevangenissen, willekeurige arrestatie en corruptie en dat eisers verklaringen consistent zijn met deze landeninformatie, betekent niet dat de staatssecretaris het aannemelijk moet vinden dat eiser is opgepakt, vastgehouden en mishandeld door de Tadzjiekse autoriteiten naar aanleiding van gedane kritische uitlatingen in Polen. Ook betekent dit niet dat eiser op dit moment in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten in Tadzjikistan. De rechtbank volgt eiser evenmin in zijn stelling dat het ontbreken van de stukken over eisers uitzetting vanuit Polen naar Tadzjikistan, tot de conclusie leidt dat de Tadzjiekse autoriteiten op voorhand op de hoogte moeten zijn geweest van eisers komst waardoor zij de kans hadden om van te voren vast te stellen wie hij was en de foto waarop hij met de leden van het Comité staat afgebeeld moeten hebben gevonden. Dit betreft immers slechts een niet onderbouwd vermoeden van eiser.
De brief van de echtgenote van eiser
8. In het aanvullende besluit heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat de brief van eisers echtgenote niet leidt tot een ander oordeel of rechtsgevolg dan in het bestreden besluit is verwoord. In dit verband heeft de staatssecretaris overwogen dat de brief niet afkomstig is van een objectieve bron en dat daarom aan de verklaring van eisers echtgenote geen doorslaggevende betekenis toekomt. Daarnaast komt geen doorslaggevende betekenis toe aan de brief omdat deze niet gedateerd is en de inhoud geen concrete data bevat waardoor niet vast te stellen is wanneer de gestelde gebeurtenissen zouden hebben plaatsgevonden. Verder is de inhoud van de brief niet concreet, is de brief niet tot eisers vrouw te herleiden en komen de verklaringen van eisers echtgenote niet overeen met eisers eigen verklaringen in het nader gehoor. De brief bevat daarom ook geen (essentiële) informatie.
9.
Volgens eiser blijkt uit de overgelegde brief van zijn echtgenote dat hij nog steeds in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat. Voor wat betreft het aanvullende besluit stelt eiser dat de motivering innerlijk tegenstrijdig is. Enerzijds stelt de staatssecretaris dat de brief niet objectief is omdat de verklaring van eisers echtgenote afkomstig is, terwijl de staatssecretaris vervolgens zegt dat de brief niet tot de echtgenote van eiser te herleiden is. Dat de brief niet is gedateerd, is verder niet relevant. Het is juist dat de echtgenote van eiseres geen data noemt, maar dat betekent niet dat wat zij daarover zegt niet relevant is. Dat de verklaringen in sommige opzichten niet helemaal hetzelfde zijn, is niet meer dan logisch. Tot slot gaat de staatssecretaris niet in op wat de echtgenote van eiser zegt over het feit dat eiser nog steeds gezocht wordt en dat zij met haar kinderen ook gevlucht is vanwege de situatie.
10. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris heeft kunnen overwegen dat de brief van eisers echtgenote niet afkomstig is uit een objectieve bron. Dit maakt echter op zichzelf nog niet dat aan de brief geen enkele betekenis toekomt. De staatssecretaris heeft daarom terecht de inhoud van de brief in zijn beoordeling betrokken. Hoewel aan eiser kan worden toegegeven dat de staatssecretaris een tegenstrijdig standpunt inneemt over de herkomst van de brief, heeft hij wel terecht opgemerkt dat op basis van de brief niet kan worden vastgesteld wanneer de daarin gestelde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Daarnaast heeft de staatssecretaris kunnen overwegen dat de inhoud van de brief niet concreet is en bovendien niet overeenkomt met eisers verklaringen in het nader gehoor. De enkele stelling dat het meer dan logisch is dat de verklaringen van eiser en zijn echtgenote niet helemaal hetzelfde zijn, is geen gemotiveerde betwisting van de tegenstrijdigheden die in het aanvullende besluit zijn geconstateerd. De staatssecretaris heeft daarom niet ten onrechte geconcludeerd dat de brief van eisers echtgenote geen (essentiële) informatie bevat, om welke reden deze ook niet in positieve zin kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van de door eiser gestelde problemen.
11. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de staatssecretaris het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek heeft hersteld. In het verlengde hiervan volgt de rechtbank eiser ook niet in zijn stelling dat uit de overgelegde brief van zijn echtgenote volgt dat hij nog steeds in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat.
Niet onverwijld melden
12. De rechtbank is tot slot met de staatssecretaris van oordeel dat verweerder terecht aan eiser heeft tegengeworpen dat hij zich niet onverwijld heeft gemeld. Niet is gebleken dat eiser geen enkele mogelijkheid had om de juiste weg te vinden naar het aanmeldcentrum. Van een persoon die stelt internationale bescherming nodig te hebben mag verwacht worden dat hij zich zo snel mogelijk wendt tot de daartoe geëigende instanties. Dat hij dat niet heeft gedaan komt voor zijn rekening en risico. De staatssecretaris heeft dan ook niet ten onrechte overwogen dat het feit dat eiser bij aankomst in Nederland niet direct asiel heeft aangevraagd verder afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het relevante element.
Conclusie en gevolgen
13. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris met het aanvullende besluit dit gebrek heeft hersteld. De rechtbank zal daarom de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten.
14. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De staatssecretaris moet die vergoeding betalen. De door eiser gemaakte proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 2.092,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift, een punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskoten ter hoogte van €2.092,50 (tweeduizendtweeënnegentig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 8 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1539, rechtsoverweging 2.3.
3.Immigratie- en naturalisatiedienst.
4.Zie hiervoor ook Werkinstructie 2014/10, paragraaf 2.
5.Zie pagina 12 van het verslag van het nader gehoor.