ECLI:NL:RBDHA:2023:18312

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
NL23.27392
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan eiseres is medegedeeld dat haar recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Dit besluit is genomen na een voornemen dat op 3 juli 2023 aan eiseres is kenbaar gemaakt. Eiseres heeft haar zienswijze ingediend, waarna het bestreden besluit is genomen. De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek tot voorlopige voorziening, op 24 november 2023 behandeld. De gemachtigde van de staatssecretaris was aanwezig tijdens de zitting.

De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming rechtmatig is. In een eerdere uitspraak van 30 oktober 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de groep derdelanders, waaronder eiseres valt, te beëindigen. De rechtbank maakt de overwegingen uit deze eerdere uitspraak tot de hare en concludeert dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. De rechtbank stelt vast dat de voornemenprocedure correct is gevolgd en dat eiseres de gelegenheid heeft gehad om haar zienswijze in te dienen.

Eiseres heeft ook aangevoerd dat het besluit in strijd is met de strekking van de Richtlijn 2001/55/EG, die bescherming biedt aan vluchtelingen uit Oekraïne. De rechtbank oordeelt echter dat de Richtlijn en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 niet van toepassing zijn op derdelanders die rechtmatig in Oekraïne verbleven. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet in strijd is met de Richtlijn en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27392

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Verbaas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van 25 augustus 2023 waarbij verweerder aan eiseres heeft medegedeeld dat haar recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), [2] eindigt op 4 september 2023.
1.1.
Op 3 juli 2023 heeft verweerder zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiseres op 4 september 2023 te beëindigen. Eiseres heeft haar zienswijze ingebracht. Vervolgens is het bestreden besluit genomen, waartegen het beroep zich richt.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (zaaknummer NL23.27393), op 24 november 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank zal het beroep van eiseres ongegrond verklaren en overweegt daartoe het volgende.
Bevoegdheid van verweerder, rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en de voornemenprocedure
4. De rechtbank overweegt dat bij uitspraak van 30 oktober 2023 de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft geoordeeld dat verweerder bevoegd is de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als de facultatieve groep, waaronder eiseres valt, te beëindigen (hierna: de MK-uitspraak). Ook is in die uitspraak geoordeeld dat de beëindiging niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en dat verweerder kan volstaan met de voornemenprocedure en geen individueel gehoor hoeft af te nemen. [3]
4.1.
De rechtbank stelt vast dat een deel van de beroepsgronden van eiseres eveneens betrekking hebben op de bevoegdheid van verweerder en het horen in de besluitvormingsprocedure. Deze beroepsgronden slagen niet. De rechtbank ziet in wat eiseres naar voren heeft gebracht, geen aanleiding om anders te oordelen dan in de bovengenoemde uitspraak van 30 oktober 2023 en maakt de dragende overwegingen in die uitspraak tot de hare.
4.3.
De rechtbank stelt verder vast dat verweerder de voornemenprocedure heeft gevolgd en dat eiseres naar aanleiding van het voornemen een schriftelijke zienswijze heeft ingediend. Daarmee is de besluitvormingsprocedure in overeenstemming met de regelgeving en zorgvuldig.
5. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met de strekking van de Richtlijn om bescherming te bieden aan vluchtelingen uit Oekraïne. Volgens eiseres omvat deze bescherming niet alleen vluchtelingen met de Oekraïense nationaliteit, maar ook derdelanders die rechtmatig in Oekraïne verbleven.
5.1.
De rechtbank volgt eiseres hierin niet. In artikel 2, eerste en tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit is bepaald welke categorieën tijdelijke bescherming behoeven op basis van de Richtlijn. Onder deze categorieën vallen niet vreemdelingen uit andere derde landen die een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne hadden. De strekking van de Richtlijn beperkt zich daarmee tot het bieden van bescherming aan de in artikel 2, eerste en tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit genoemde categorieën. Dat artikel 7 van de Richtlijn de mogelijkheid biedt om het Uitvoeringsbesluit ook toe te passen op andere personen, maakt dit oordeel niet anders. Het is immers niet het doel geweest van de Richtlijn om andere groepen personen bescherming te bieden, maar slechts de mogelijkheid daartoe te verschaffen aan de lidstaten. Het is niet in geschil dat eiseres niet valt onder de in artikel 2, eerste en tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit genoemde categorieën. Gelet hierop is het bestreden besluit niet in strijd met de strekking van de Richtlijn.
6. Hetgeen overigens is aangevoerd kan evenmin afdoen aan het besluit de tijdelijke bescherming te beëindigen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.