ECLI:NL:RBDHA:2023:18312
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan eiseres is medegedeeld dat haar recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Dit besluit is genomen na een voornemen dat op 3 juli 2023 aan eiseres is kenbaar gemaakt. Eiseres heeft haar zienswijze ingediend, waarna het bestreden besluit is genomen. De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek tot voorlopige voorziening, op 24 november 2023 behandeld. De gemachtigde van de staatssecretaris was aanwezig tijdens de zitting.
De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming rechtmatig is. In een eerdere uitspraak van 30 oktober 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de groep derdelanders, waaronder eiseres valt, te beëindigen. De rechtbank maakt de overwegingen uit deze eerdere uitspraak tot de hare en concludeert dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. De rechtbank stelt vast dat de voornemenprocedure correct is gevolgd en dat eiseres de gelegenheid heeft gehad om haar zienswijze in te dienen.
Eiseres heeft ook aangevoerd dat het besluit in strijd is met de strekking van de Richtlijn 2001/55/EG, die bescherming biedt aan vluchtelingen uit Oekraïne. De rechtbank oordeelt echter dat de Richtlijn en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 niet van toepassing zijn op derdelanders die rechtmatig in Oekraïne verbleven. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet in strijd is met de Richtlijn en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.