ECLI:NL:RBDHA:2023:18303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
C/09/649711/KG RK 23-848
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens te late indiening en gebrek aan objectieve aanwijzingen voor partijdigheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 juli 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. A.J. Japenga, rechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend door de verzoeker op 26 juni 2023, terwijl de omstandigheden die aanleiding gaven voor het verzoek al op 10 mei 2023 bekend waren. De rechtbank oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien verzoeker geen redelijke verklaring had gegeven voor het tijdsverloop van meer dan zes weken. De rechtbank benadrukte dat verzoeker eerder een wrakingsverzoek had kunnen indienen en dat het verzoek daarom niet-ontvankelijk was.

Ten overvloede overwoog de rechtbank dat, indien het verzoek inhoudelijk was beoordeeld, het ook zou zijn afgewezen. De verwijten van verzoeker aan de kantonrechter waren voornamelijk gericht op een inhoudelijk oordeel en hadden het karakter van bejegeningsklachten. De wrakingsprocedure is niet bedoeld om te reageren op inhoudelijke oordelen van de rechter of om bejegeningsklachten te behandelen. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd genomen door een meervoudige wrakingskamer, bestaande uit drie rechters, en werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/82
zaak- /rekestnummer: C/09/649711 / KG RK 23-848
Beslissing van 25 juli 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. A.J. Japenga,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 26 juni 2023;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 6 juli 2023.
1.2.
Op 17 juli 2023 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is verzoeker verschenen.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 10303191 RL EXPL 23-2315 tussen verzoeker en Defam B.V. handelend onder de naam Defam Plus, Defam Financieringen, Defam Select.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. In zijn verzoek heeft verzoeker aangegeven dat hij na de zitting van 10 mei 2023 tot de conclusie kwam dat hij een slecht gevoel had over het verloop van de zitting. Verzoeker benoemt dat de kantonrechter direct de toon heeft gezet door de suggestie te wekken dat de eis in reconventie van verzoeker onrealistisch zou zijn. Daarnaast heeft de kantonrechter volgens verzoeker direct blijk gegeven van vooringenomenheid, nu zij op zitting alleen is ingegaan op het feit dat de betalingsachterstand reeds van het begin af aan bekend was en dat Defam hierover meerdere brieven heeft gestuurd. Ten slotte heeft de kantonrechter geen kritische vragen gesteld aan Defam omtrent de BKR-wetgeving, waar verzoeker vragen over had. Verzoeker heeft vervolgens op 16 juni 2023 een brief naar de kantonrechter gestuurd, na eerst juridisch advies te hebben ingewonnen. Door deze brief te sturen heeft verzoeker de kantonrechter een kans willen geven om de feiten te herzien. De kantonrechter heeft vervolgens bij brief van 21 juni 2023 aan verzoeker te kennen gegeven geen acht meer te kunnen slaan op deze brief, nu zij uitspraak zal doen op 28 juni 2023. Verzoeker stelt dat hij van een rechter mag verwachten dat deze zich niet afsluit voor nieuwe informatie of voortschrijdend inzicht, in plaats van alleen maar te melden dat er geen acht meer wordt geslagen op aanvullende informatie.
Ter zitting van 17 juli 2023 heeft verzoeker zijn verzoek nader toegelicht. Verzoeker heeft onder andere toegelicht dat de kantonrechter zich vooringenomen heeft uitgelaten door direct aan te geven dat de uitkomst van de zaak niet anders zou zijn indien er aan de kant van Defam geen technisch gebrek was geweest waardoor zij wel tijdig de e-mail van verzoeker zou hebben ontvangen. Daarnaast heeft verzoeker nogmaals benadrukt dat nu de kantonrechter zich niet kritisch heeft opgesteld jegens Defam over de BKR-wetgeving, zij ook op dit punt blijk heeft gegeven van vooringenomenheid.
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken. De kantonrechter heeft in haar reactie aangegeven zich in het geheel niet te herkennen in het door verzoeker geschetste beeld. Er blijken geen feiten en omstandigheden uit de door verzoeker aangedragen argumenten, die een (zwaarwegende) aanwijzing opleveren voor het bestaan voor ingenomenheid van de kantonrechter. Daarnaast heeft de kantonrechter in haar reactie uitgelegd dat zij conform het procesreglement heeft gehandeld en daarom geen acht heeft geslagen op de door de verzoeker na de zitting ingediende brief. Ten slotte heeft de kantonrechter verzoeker ter zitting alleen gewezen op het feit dat de kantonrechter in beginsel niet bevoegd was zijn eis in reconventie te behandelen, gelet op de hoogte van de eis. De kantonrechter verzoekt de wrakingskamer dan ook om het verzoek af te wijzen.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
3.3.
De door verzoeker aangevoerde omstandigheden zijn aan hem bekend geworden op 10 mei 2023 en het wrakingsverzoek is gedaan op 26 juni 2023. Voor het tijdsverloop van ruim 6 weken is door verzoeker geen redelijke verklaring gegeven. Dat hij juridisch advies heeft ingewonnen en de rechter (eerst) de gelegenheid wilde bieden terug te komen op bepaalde handelingen maken dat niet anders. Verzoeker had eerder een wrakingsverzoek kunnen en moeten indienen. Het verzoek is daarom te laat ingediend en verzoeker kan dan ook niet worden ontvangen in het verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.
3.4.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat, wanneer het verzoek wel inhoudelijk zou zijn beoordeeld, dit verzoek zou worden afgewezen. De verwijten van verzoeker aan de kantonrechter zien ofwel op een inhoudelijk oordeel van de kantonrechter ofwel hebben het karakter van een bejegeningsklacht. De wrakingprocedure is niet bedoeld om op te komen tegen een inhoudelijk oordeel en evenmin voor het behandelen van bejegeningsklachten.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, R. Cats en R.G.C. Veneman, in tegenwoordigheid van de griffier S.J.W.M. Luijten en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.