ECLI:NL:RBDHA:2023:18276

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
NL23.16837
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en de verlenging van de overdrachtstermijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 22 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag met het besluit van 7 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Eiseres was niet aanwezig op de zitting, die op 26 oktober 2023 plaatsvond, maar haar gemachtigde was wel aanwezig.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt en het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank stelt vast dat de verlenging van de overdrachtstermijn, die door verweerder was ingesteld, niet terecht was. Eiseres had de autoriteiten op de hoogte gesteld van haar vertrek en haar nieuwe verblijfadres doorgegeven, wat volgens de rechtbank niet kan worden aangemerkt als onderduiken in de zin van de Dublinverordening. De rechtbank concludeert dat de overdrachtstermijn op 30 april 2023 is verstreken, omdat eiseres niet binnen de gestelde termijn aan de Duitse autoriteiten is overgedragen. Hierdoor is de verantwoordelijkheid voor de behandeling van haar asielaanvraag overgegaan op Nederland.

De rechtbank draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten aan eiseres, die in totaal € 1.674,- bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16837

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [nummer], eiseres,

mede namens haar minderjarige kinderen
(gemachtigde: mr. A. Khalaf),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 7 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Eiseres was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om overname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
4.1.
Verweerder heeft bij brief van 26 april 2023 aan de Duitse autoriteiten meegedeeld dat de overdrachtstermijn is verlengd tot achttien maanden, omdat eiseres is ondergedoken.
Kan eiseres de verlenging van de overdrachtstermijn door verweerder in deze procedure aan de orde stellen?
Wat is het betoog van eiseres?
5. Eiseres stelt dat zij de verlenging van de overdrachtstermijn in deze procedure aan de orde kan stellen en daartegen niet apart beroep hoeft in te stellen. Daarvoor vindt eiseres van belang dat verweerder snel een besluit heeft genomen op het opvolgende asielverzoek van eiseres en dat daartegen een daadwerkelijk rechtsmiddel openstaat. Op zitting heeft eiseres er nog op gewezen dat zij pas door het voornemen op de hoogte is gesteld van de verlenging en dat daarin geen rechtsmiddelenclausule is opgenomen. De uitspraak van de Afdeling [2] van 14 december 2022 [3] moet volgens eiseres niet zo worden uitgelegd dat je het verlengingsbesluit alleen aan de orde kunt stellen als je daartegen een apart beroep instelt.
Wat is het standpunt van verweerder?
5.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de rechtspraak niet volgt dat je geen apart beroep hoeft in te stellen. Het zijn volgens verweerder twee rechtsfeiten die je los van elkaar moet zien. In het bestreden besluit staat dat je beroep kunt instellen. Het is volgens verweerder vervolgens aan eiseres duidelijk te maken waar het rechtsmiddel betrekking op heeft.
Wat is het oordeel van de rechtbank hierover?
5.2.
Uit de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 14 december 2022 volgt dat de verlenging van de overdrachtstermijn een besluit is waartegen afzonderlijk beroep open staat. Uit die uitspraak volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er ook een afzonderlijk beroep tegen
moetworden ingesteld om dit besluit ter discussie te kunnen stellen. De situatie die in die uitspraak aan de orde was is niet vergelijkbaar met de situatie in de zaak van eiseres. Verweerder heeft op zitting erkend dat eiseres pas in het voornemen op de hoogte is gesteld van het verlengingsbesluit. Nu dit besluit niet eerder aan eiseres is bekendgemaakt, is de rechtbank van oordeel dat de beroepstermijn eerst op dat moment is gaan lopen. Gelet hierop en gezien de inhoud van het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit zal dit beroep ook worden opgevat als een beroep gericht tegen de verlenging van de overdrachtstermijn. Hoewel de rechtbank het met eiseres eens is dat de bekendmaking van het verlengingsbesluit eerder had kunnen en moeten plaatsvinden, ziet de rechtbank hierin geen reden om tot onzorgvuldige besluitvorming te concluderen. Eiseres kan haar bezwaren tegen het verlengingsbesluit namelijk alsnog naar voren brengen in deze beroepsprocedure. Als op grond daarvan moet worden geconcludeerd dat het verleningsbesluit ten onrechte is genomen zal ook het bestreden besluit geen stand kunnen houden. Gelet hierop is niet gebleken dat eiseres door de werkwijze van verweerder in haar belangen is geschaad.
Heeft verweerder de overdrachtstermijn terecht verlengd?
6. De rechtbank merkt allereerst op dat het verweerschrift van verweerder van
17 oktober 2023 en de reactie daarop van eiseres van dezelfde datum, ingediend in de voorlopige voorzieningenprocedure van eiseres (NL23.16838), bij de beoordeling van het beroep zullen worden betrokken.
Wat is het betoog van eiseres?
6.1.
Eiseres stelt dat de overdrachtstermijn in haar geval niet verlengd kon worden, omdat er geen sprake is van onderduiken als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening. Daartoe stelt eiseres dat zij verweerder heeft laten weten dat zij enkele dagen naar haar familie in Eindhoven zou gaan omdat zij hulp nodig had in verband met haar zwangerschap. Eiseres stelt dat zij er op dat moment niet van op de hoogte was dat zij op 28 april 2023 zou worden overgedragen. Het COA [4] was op de hoogte van het adres, zodat verweerder haar daar had kunnen ophalen en ze dus beschikbaar was voor overdracht. Toen de DT&V [5] haar belde op 25 april 2023 en zei dat ze om 16:30 uur die dag terug moest zijn in Bergum, heeft eiseres gezegd dat haar dat, vanwege haar zwangerschap, in die korte tijd niet zou lukken. Ze is dus niet doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten gebleven. Daarom is volgens eiseres de overdrachtstermijn verlopen en is Nederland verantwoordelijk geworden voor haar asielverzoek.
Wat is het standpunt van verweerder?
6.2.
Eiseres is er volgens verweerder tijdens vertrekgesprekken op gewezen wat de consequenties zijn als ze niet zou verschijnen, dat ze verplicht is mee te werken en dat ze een dag voor vertrek van het COA te horen zou krijgen hoe laat de DT&V op de dag van de overdracht aan Duitsland klaar zou staan. Eiseres heeft weliswaar een adres achtergelaten bij het COA, maar het COA had eiseres wel geadviseerd niet te vertrekken. Op 25 april 2023 heeft de DT&V om 12:53 uur telefonisch contact gelegd met eiseres en haar uitgelegd dat ze die dag voor 16:30 uur terug moest komen naar het AZC [6] in Bergum. Op 26 april 2023 om 9 uur is volgens verweerder nogmaals en tevergeefs een kamercontrole uitgevoerd. Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat eiseres doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten is gebleven en dat daardoor de overdrachtstermijn terecht is verlengd.
Wat is het oordeel van de rechtbank hierover?
6.3.
Uit artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening volgt dat, als de overdracht niet plaatsvindt binnen de gestelde termijn van zes maanden, de verplichting voor de verantwoordelijke lidstaat om de vreemdeling over te nemen of terug te nemen komt te vervallen. De verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van die vreemdeling gaat dan over op de verzoekende lidstaat. De termijn van overdracht van de vreemdeling kan tot maximaal achttien maanden worden verlengd, als de vreemdeling onderduikt.
6.4.
In het arrest Jawo [7] heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening zo uitgelegd dat een vreemdeling onderduikt als deze persoon er doelbewust voor zorgt dat hij buiten het bereik blijft van de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de overdracht om deze overdracht te voorkomen. Dat is het geval als die overdracht niet kan worden uitgevoerd, omdat de betrokkene de hem toegekende woonplaats heeft verlaten zonder de bevoegde nationale autoriteiten van zijn afwezigheid op de hoogte te brengen, op voorwaarde dat hij werd geïnformeerd over zijn verplichtingen.
6.4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de overdrachtstermijn ten onrechte heeft verlengd, omdat eiseres zou zijn ondergedoken. Hierbij is het volgende van belang.
6.4.2.
Op 30 april 2023 verliep de zes maanden termijn waarbinnen eiseres moest worden overgedragen aan Duitsland. In eerste instantie was op 20 april 2023 een (vrijwillige) overdracht van eiseres gepland. Op 19 april 2023 was een fit-to-travel-verklaring afgegeven, maar de overdracht is niet doorgegaan omdat eiseres voorafgaand aan de overdracht stelde zich onwel te voelen. Verweerder stelt dat na het niet doorgaan van die overdracht met eiseres de afspraak is gemaakt dat zij op 28 april 2023 zou worden overgedragen. Eiseres betwist dat die afspraak is gemaakt. Op 24 april 2023 is eiseres met haar kinderen vertrokken vanuit het AZC in Bergum naar familie in Eindhoven. In een bericht van het COA is vermeld dat eiseres haar familie om hulp heeft gevraagd omdat ze zegt dat het zorgen voor haar twee kinderen en boodschappen doen lastig is in verband met haar medische situatie. In dit bericht is tevens vermeld dat het eiseres is afgeraden om te vertrekken. Eiseres heeft wel het adres achtergelaten waar ze zou gaan verblijven. Eiseres is de volgende dag om 12:53 uur door een medewerker van de DT&V gebeld met de mededeling dat zij die dag zo spoedig mogelijk, vóór 16:30 uur moest terugkeren naar het AZC, waarbij is uitgelegd dat zij zich beschikbaar moet houden voor vertrek. Op 26 april 2023 om 9:00 uur is de kamer van eiseres nog eens gecontroleerd door het COA en de AVIM [8] en vastgesteld dat eiseres er niet was. Vervolgens is op dezelfde dag per brief aan de Duitse autoriteiten gemeld dat de op 28 april 2023 geplande overdracht is geannuleerd en dat de overdrachtstermijn is verlengd omdat eiseres is ondergedoken.
6.4.3.
De rechtbank vindt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor onderduiken als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening, zoals uitgelegd in het arrest Jawo en in de rechtspraak van de Afdeling. Uit voormeld arrest Jawo kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat ook van onderduiken sprake is als, zoals in dit geval, een vreemdeling de autoriteiten op de hoogte stelt van zijn vertrek en daarbij ook het nieuwe verblijfadres doorgeeft. De rechtbank vindt wel dat eiseres met haar vertrek, zes dagen voor het verstrijken van de overdrachtstermijn, en het feit dat zij niet is teruggekomen nadat haar dat is gevraagd, niet aan de instructies van de met de overdracht belaste autoriteit heeft voldaan, terwijl ze hiertoe wel was gehouden. Weliswaar werd haar op 25 april 2023 een zeer korte termijn gegeven om terug te keren, maar niet valt in te zien waarom zij niet tenminste dezelfde dag na 16:30 uur of anders de volgende ochtend vroeg had kunnen terugkeren. Dat daar medische of logistieke redenen aan in de weg stonden, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Eiseres heeft hiermee haar overdracht gefrustreerd. Frustratie van de overdracht is echter blijkens onder meer voormelde Afdelingsuitspraak van 14 december 2022 onvoldoende om te concluderen dat ook van onderduiken sprake is. In de omstandigheid dat eiseres niet op het AZC verbleef, waarnaar verweerder heeft verwezen, ziet de rechtbank onvoldoende grond om toch tot onderduiken te concluderen, aangezien immers bekend was waar zij wel verbleef in Nederland, zodat niet kan worden gezegd dat zij buiten het bereik van de autoriteiten was.
7. Het voorgaande betekent dat de overdrachtstermijn op 26 april 2023 ten onrechte is verlengd met achttien maanden. De overdrachtstermijn is daarom op 30 april 2023 verstreken. Nu eiseres niet binnen de overdrachtstermijn aan de Duitse autoriteiten is overgedragen, is de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres overgegaan op Nederland. Deze beroepsgrond slaagt.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Wat eiseres verder nog heeft aangevoerd hoeft daarom niet te worden beoordeeld.
9. Verweerder moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak.
10. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 7 juni 2023;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Korporaal-Wisman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
4.Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
5.Dienst Terugkeer & Vertrek
6.Asielzoekerscentrum
7.ECLI:EU:C:2019:218, punt 70
8.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel