ECLI:NL:RBGEL:2023:3026

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
C/05/417934 / KZ ZA 23-63
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring hypotheek op basis van artikel 3:274 BW in kort geding

In deze zaak, die op 26 mei 2023 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben eisers, [eisers c.s.], een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die niet verschenen zijn. De eisers zijn eigenaar van een woning die zij op 27 december 2022 hebben gekocht van [naam moeder eiser sub 1]. Bij de overdracht van de woning bleek er een hypothecaire inschrijving te zijn, gedateerd 17 januari 1975, ten behoeve van [X]. De eisers hebben een deel van de koopsom aan [naam moeder eiser sub 1] schuldig gebleven en hebben een offerte aangevraagd voor een hypothecaire lening om het restant van de koopsom te voldoen. De offerte verloopt op 1 juli 2023, wat de spoedeisendheid van de zaak verklaart.

Eisers vorderen dat de rechtbank gedaagden veroordeelt om binnen één week na het vonnis een verklaring af te geven dat het hypotheekrecht op de woning is vervallen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eisers voldoende hebben gedaan om de gedaagden te achterhalen, maar dat de personalia van de erfgenamen in het testament onvoldoende zijn om hen te identificeren. Daarom is verstek verleend. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vordering van eisers toewijsbaar is, omdat de hypotheek al lange tijd niet meer is ingeroepen en de uitlener sinds 1989 is overleden. De vordering is toegewezen, met de voorwaarde dat het vonnis openbaar wordt betekend, zodat gedaagden kennis kunnen nemen van de veroordeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/417934 / KZ ZA 23-63
Vonnis in kort geding van 26 mei 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M. Stokdijk te Arnhem,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
3.
[gedaagde sub 3],
4.
[gedaagde sub 4],
5.
[gedaagde sub 5],
6.
[gedaagde sub 6],
7.
[gedaagde sub 7],
gedaagden,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eisers c.s.] en gedaagden genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • het tijdens de behandeling tegen gedaagden verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers c.s.] is eigenaar van een woning aan [adres van de woning] (hierna: de woning). [eisers c.s.] heeft de woning op 27 december 2022 gekocht van [naam moeder eiser sub 1] . [naam moeder eiser sub 1] had de woning verkregen door boedelmenging als gevolg van de tussen haar en [naam vader eiser sub 1] bestaande huwelijksgemeenschap. Na het overlijden van [naam vader eiser sub 1] op 7 juni 2022 verkreeg [naam moeder eiser sub 1] de woning in volledige eigendom. [naam vader eiser sub 1] was (volledig) eigenaar van de woning geworden nadat deze aan hem was toegedeeld bij scheiding en verdeling van de woning die daarvoor gemeenschappelijk aan hem en [naam opa eiser sub 1] toebehoorde.
2.2.
Bij de voorbereiding van de overdracht van de woning bleek dat er een hypothecaire inschrijving was met betrekking tot de woning. Blijkens de inschrijving, gedateerd 17 januari 1975, hebben [naam opa eiser sub 1] en [naam vader eiser sub 1] destijds een hypotheek gevestigd op de woning ten behoeve van [X] . De hypotheek diende tot zekerheid van terugbetaling van een door [X] verstrekte lening van fl. 20.000,00. De lening werd aangegaan onder de volgende voorwaarden en bepalingen:

Schuldenaren zullen van de ter leen ontvangen gelden moeten betalen een rente van 7 procent per jaar, te rekenen vanaf 17 januari 1975, te voldoen op 17 januari en 17 juli van ieder jaar, voor het eerst op 17 juli 1975.
Het kapitaal zal te allen tijde los en opvorderbaar zijn, mits de vordering daartoe minsten zes maanden te voren hebbe plaats gehad, voorbehoudens de gevallen: de bepalingen der hypotheekakte door schuldenaren niet worden nagekomen, zij in staat van faillissement mochten worden verklaard, bij niet of niet behoorlijk verzekeren tegen brandschade, zomede wanneer het verbondene geheel of gedeeltelijk wordt vervreemd, met erfdienstbaarheden of andere zakelijke rechten bezwaard of in beslag genomen mochten worden, zullende bij het plaatsgrijpen van een of meer dezer gevallen de hoofdsom met de renten en kosten onmiddellijk moeten worden terugbetaald, zodat bij gebreke van dien – zelfs zonder voorafgaande aanmaning – schuldenaren in verzuim zullen zijn.
2.3.
[eisers c.s.] is een deel van de aankoopsom van de woning schuldig gebleven aan [naam moeder eiser sub 1] .
2.4.
[X] is op 18 oktober 1989 overleden. In haar testament heeft zij gedaagden tot enige erfgenamen benoemd. Verder heeft zij de [naam executeur] als executeur benoemd.
2.5.
[eisers c.s.] hebben een offerte aangevraagd voor het verkrijgen van een hypothecaire geldlening om het restant van de koopsom van de woning te voldoen en om de woning te kunnen verbouwen. De offerte is geldig tot 1 juli 2023.

3.Het geschil

3.1.
[eisers c.s.] vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
gedaagden veroordeelt om binnen één week na de datum van dit vonnis bij authentieke akte een verklaring af te geven dat het hypotheekrecht op de woning aan [adres van de woning] d.d. 17 januari 1975 ten behoeve van [X] is vervallen;
bepaalt dat bij gebreke van de tijdige afgifte van de onder 1. bedoelde verklaring, dit vonnis ingevolge het bepaalde in artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als de bij authentieke akte door gedaagden af te geven verklaring dat het onder 1. bedoelde hypotheekrecht is komen te vervallen.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
[eisers c.s.] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang bij zijn vordering. De offerte verloopt per 1 juli 2023 en het is voldoende aannemelijk dat [eisers c.s.] daarna niet meer onder zelfde voorwaarden een hypothecaire lening kan afsluiten.
Verstek
4.2.
In de eerste plaats dient beoordeeld te worden of tegen gedaagden verstek verleend kan worden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eisers c.s.] voldoende gedaan om de personalia van gedaagden te achterhalen. In het testament zijn alleen de voorletters en achternaam van de erfgenamen opgenomen, geen geslacht, geboortedatum of andere persoonlijke informatie. [eisers c.s.] geeft aan dat alleen de voorletters en achternaam onvoldoende informatie geven om te kunnen achterhalen wie de erfgenamen zijn. [eisers c.s.] heeft de notaris onderzoek laten doen, maar dat heeft geen resultaat opgeleverd. Daarbij heeft de notaris onder andere zijn archief geraadpleegd. Daar is wel een [gedaagde sub 4] aangetroffen, maar die is inmiddels ook overleden en het is niet zeker of dit dezelfde [gedaagde sub 4] is als genoemd in het testament. Verder heeft [eisers c.s.] buurtonderzoek gedaan omdat [X] destijds in dezelfde buurt woonde. Ten slotte heeft [eisers c.s.] via Google getracht om de erfgenamen te achterhalen. Dit heeft echter allemaal geen resultaat opgeleverd. [eisers c.s.] mocht daarom de dagvaarding openbaar betekenen. Voor het overige heeft [eisers c.s.] aan artikel 54 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voldaan waardoor tegen gedaagden verstek verleend is.
Inhoudelijke beoordeling
4.3.
[eisers c.s.] vordert in deze zaak dat gedaagden op grond van artikel 3:274 van het Burgerlijk Wetboek (BW) binnen één week na dit vonnis bij authentieke akte een verklaring afgeven dat de hypotheek op de woning is vervallen. Onder 2. vordert [eisers c.s.] dat bij gebreke van tijdige afgifte van voornoemde verklaring, dit vonnis ingevolge artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als de bij authentieke akte door gedaagden af te geven verklaring. Op grond van artikel 3:274 lid 3 BW is artikel 3:29 BW van overeenkomstige toepassing indien de verklaring niet wordt afgeven. Op grond van artikel 3:29 BW kan de rechtbank een inschrijving waardeloos verklaren als er geen verklaring wordt afgegeven. In spoedeisende gevallen is ook de voorzieningenrechter hiertoe bevoegd (MvA II, Parl. Gesch. BW Boek 3 1981, p. 151, derde alinea). De vraag in deze zaak is of [eisers c.s.] niet de weg van artikel 3:29 BW moet volgen indien de verklaring niet wordt afgegeven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat geen vereiste. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat artikel 3:274 lid 3 BW toegevoegd is om buiten twijfel te stellen dat artikel 3:29 BW van toepassing is (MvA II, Parl. Gesch. BW Boek 3 1981, p. 840). Hieruit blijkt niet dat bij het uitblijven van een verklaring de weg van artikel 3:29 BW verplicht gevolgd moet worden. Artikel 3:29 BW staat er daarom niet aan in de weg dat bij wijze van voorlopige voorziening het vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van een verklaring op grond van artikel 3:374 BW. Wel dient de voorzieningenrechter, mede in acht genomen dat het om een voorlopige voorziening gaat, de belangen van gedaagden en derden in acht te nemen bij de beoordeling van de vordering.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan de vordering in dit geval toegewezen worden. Het betreft hier een zekerheid van een geldlening die ruim 50 jaar geleden is afgesloten. De uitlener is al sinds 1989 overleden. De erfgenamen hebben geen nieuwe inschrijving genomen en hebben nimmer een beroep gedaan op terugbetaling van de geldlening. Verder gaat het om een, in verhouding met de waarde van de woning als hypotheek, geringe geldlening. Bovendien blijkt uit de verklaring van [naam moeder eiser sub 1] dat de lening al (contant) terugbetaald is. Ten slotte is het in grote mate aannemelijk dat de vordering al verjaard is, als deze al niet terugbetaald zou zijn. Voorgaande omstandigheden maken dat de vordering wordt toegewezen. Wel stelt de voorzieningenrechter als voorwaarde dat het vonnis (openbaar) betekend wordt. Anders is het voor gedaagden in het geheel niet mogelijk om kennis te nemen van de veroordeling.
proceskostenveroordeling
4.5.
[eisers c.s.] heeft geen veroordeling van de proceskosten gevorderd. Omdat verder niet aannemelijk is dat gedaagden bewust de doorhaling frustreren, worden de proceskosten gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt gedaagden om binnen één week na betekening van dit vonnis bij authentieke akte een verklaring af te geven dat het hypotheekrecht op de woning aan [adres van de woning] d.d. 17 januari 1975 ten behoeve van [X] is vervallen,
5.2.
bepaalt dat bij gebreke van tijdige afgifte van de onder 1. bedoelde verklaring, dit vonnis ingevolge het bepaalde in artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als de bij authentieke akte door gedaagden af te geven verklaring dat het onder 1. bedoelde hypotheekrecht is vervallen,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.
LS/PB