ECLI:NL:RBDHA:2023:18176

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
NL23.24767
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de asielaanvraag van een Nigeriaanse eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De eiser had op 22 maart 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar verweerder stelde dat de autoriteiten van Frankrijk verantwoordelijk waren, aangezien de eiser in het bezit was gesteld van een Schengenvisum dat geldig was van 24 februari 2023 tot 26 maart 2023. Op 28 juli 2023 stemden de Franse autoriteiten in met een verzoek om overname van de eiser.

De eiser voerde aan dat de staatssecretaris niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kon uitgaan en dat er eerst onderzoek gedaan moest worden naar de omstandigheden voor vreemdelingen in Frankrijk. Hij verwees naar rapporten en zijn eigen ervaringen, waaronder dat hij op straat moest slapen in Frankrijk. De rechtbank oordeelde dat het aan de eiser was om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kon worden uitgegaan. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om deze stelling te onderbouwen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, omdat de staatssecretaris in redelijkheid niet gehouden was om van zijn discretionaire bevoegdheid gebruik te maken en de behandeling van de asielaanvraag van de eiser onverplicht aan zich te trekken. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24767

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

V-nummer: [nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 28 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk daarvoor verantwoordelijk is.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.W.J.L. Loonen. Als tolk is verschenen A.K. Umar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft in Nederland asiel aangevraagd op 22 maart 2023.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. [1] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Frankrijk verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, omdat hij door Frankrijk in het bezit is gesteld van een Schengenvisum, dat geldig was van 24 februari 2023 tot 26 maart 2023. Op 6 juni 2023 heeft verweerder een verzoek om overname gedaan op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening. [2] Op 28 juli 2023 zijn de autoriteiten van Frankrijk hiermee akkoord gegaan.
3. Eiser stelt dat verweerder ten aanzien van Frankrijk niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan gaan en dat verweerder eerst uitgebreid onderzoek moet doen naar de omstandigheden voor vreemdelingen in Frankrijk, voordat er vreemdelingen overgedragen mogen worden. Eiser wijst in dit verband naar de algemene situatie in Frankrijk voor asielzoekers. Ter onderbouwing verwijst eiser naar verschillende rapporten, nieuwsartikelen, cijfers van de vluchtelingenorganisatie La Cimade en een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Daarnaast wijst eiser op zijn eigen ervaringen. Meer specifiek wijst eiser op de omstandigheid dat hij als asielzoeker die geen Frans spreekt zeer kwetsbaar is en afhankelijk van informatie van derden. Niet is gemotiveerd waar eiser zou moeten klagen in Frankrijk. Ter zitting heeft eiser verder gewezen op de omstandigheid dat hij op straat moest slapen in Frankrijk. Tot slot had verweerder in eisers situatie aanleiding moeten zien om gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid en zijn asielverzoek op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling moeten nemen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Vaststaat dat Frankrijk in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt uit recente rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). [3] Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat daar in zijn geval niet van kan worden uitgegaan. Hiervoor geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid. [4]
5. Eiser heeft in de gronden van beroep volstaan met een herhaling van wat in de zienswijze op het voornemen al naar voren is gebracht. Verweerder heeft hier in het bestreden besluit gemotiveerd op gereageerd. In de gronden van beroep is niet aangevoerd waarom het bestreden besluit onjuist is. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd nog aangevoerd dat eiser in Frankrijk is gediscrimineerd vanwege zijn huidskleur en dat eiser graag in Nederland wil blijven. Met deze enkele stelling heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Frankrijk. Ook was de staatssecretaris in redelijkheid niet gehouden om van zijn discretionaire bevoegdheid gebruik te maken en de behandeling van de asielaanvraag van eiser onverplicht aan zich te trekken.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Zie hiervoor bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 april 2021, recent bevestigd in de uitspraak van 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2940, waarin de Afdeling de motivering onder punt 6. van de uitspraak ECLI:NL:RBDHA:2023:12235 overneemt.
4.Zie hiervoor het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Jawo van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:218).