ECLI:NL:RBDHA:2023:18175
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens vertrek eiser met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.W.M. van Breda, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 3 augustus 2023, wees de asielaanvraag van de eiser af als kennelijk ongegrond. Tijdens de zitting op 8 november 2023 is de eiser, ondanks voorafgaand bericht, niet verschenen. De gemachtigde van de eiser heeft aangegeven dat de eiser met onbekende bestemming is vertrokken, maar dat er nog contact is met hem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de laatste communicatie met de eiser op 25 oktober 2023 plaatsvond en dat de eiser per 31 oktober 2023 Nederland heeft verlaten.
De rechtbank concludeert dat de eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de bescherming die hij in Nederland zocht, waardoor hij geen belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Gezien het ontbreken van procesbelang heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 november 2023 door rechter mr. H. Remerie, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.