ECLI:NL:RBDHA:2023:18173

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
NL23.30981
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep van een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres, geboren op [geboortedatum] en met de Braziliaanse nationaliteit, diende op 28 maart 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 27 september 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

De rechtbank moest vaststellen of eiseres procesbelang had bij haar beroep, aangezien de staatssecretaris op 24 oktober 2023 meldde dat eiseres op 6 oktober 2023 de opvang had verlaten en met onbekende bestemming was vertrokken. Volgens vaste rechtspraak moet worden aangenomen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, geen prijs meer stelt op de bescherming in Nederland, tenzij er bewijs is dat de vreemdeling nog in contact staat met zijn gemachtigde en prijs stelt op de bescherming.

De gemachtigde van eiseres bevestigde op 31 oktober 2023 dat zij nog contact had met eiseres, die naar Portugal was uitgeweken. Eiseres wilde het beroep in Nederland voortzetten, maar de rechtbank kon niet vaststellen of zij terug in Nederland was en of de gemachtigde op de hoogte was van haar verblijfplaats. Gezien deze omstandigheden concludeerde de rechtbank dat eiseres geen rechtens te beschermen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30981

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Heida)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Jans).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Braziliaanse nationaliteit. Zij heeft op 28 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 27 september 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich als eerste gesteld voor de vraag of eiseres procesbelang heeft bij haar beroep. De staatssecretaris heeft namelijk op 24 oktober 2023 gemeld dat eiseres op 6 oktober 2023 de opvang zelfstandig heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken.
3. Uit vaste rechtspraak [1] volgt dat, als de vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de in Nederland gezochte bescherming. Dit is slechts anders als de vreemdeling laat weten nog in contact te zijn met zijn gemachtigde en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
4. De gemachtigde van eiseres heeft in reactie op schriftelijke vragen van de rechtbank op 31 oktober 2023 laten weten dat zij nog in contact staat met eiseres. Eiseres bevond zich op dat moment niet in Nederland omdat zij meende gehoor te moeten geven aan de vertrekplicht die in het bestreden besluit vermeld staat. Eiseres is uitgeweken naar Portugal maar wil wel graag het beroep in Nederland voortzetten.
5. Een belangrijk element van het ‘onderhouden van contact’ is volgens de Afdeling dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling in Nederland verblijft en waar zij verblijft.
6. Eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft dus niet kunnen vaststellen dat eiseres inmiddels weer naar Nederland is teruggekeerd en dat de gemachtigde weet waar zij verblijft.
7. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat eiseres geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. De gemachtigde heeft weliswaar aangegeven dat eiseres het beroep in Nederland wil voortzetten maar dat is niet voldoende om tot een ander oordeel te leiden. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dit betekent dat rechtbank de zaak niet inhoudelijk beoordeelt.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.