ECLI:NL:RBDHA:2023:18118

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
C/09/650260 / JE RK 23-1389
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2023 een beschikking gegeven over een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam01], geboren in 2008. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een pleeggezin, met de mogelijkheid van plaatsing in een gezinsgerichte voorziening. Dit verzoek is gedaan in het kader van zorgen over het gedrag van [naam01] en de opvoedsituatie bij de oma, waar zij momenteel verblijft. De kinderrechter heeft eerder al een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, maar de situatie blijft zorgelijk. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er onvoldoende zicht is op de behoeften van [naam01] en de draagkracht van de oma, wat de noodzaak van de machtiging onderstreept.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over [naam01] nog steeds aanwezig zijn, onder andere vanwege het gebrek aan contact met de moeder en de wisseling van jeugdbeschermers. De rechtbank heeft besloten dat het in het belang van [naam01] is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, zodat er ruimte is voor onderzoek naar haar situatie en de benodigde hulpverlening. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [naam01] onbelast contact kan hebben met beide ouders en dat er een zorgvuldige afweging moet plaatsvinden over haar toekomstige verblijfplaats, afhankelijk van de uitkomsten van de onderzoeken die in de komende maanden zullen plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/650260 / JE RK 23-1389
Datum uitspraak: 14 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2008 [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.B. Brouwer te Den Haag,
[naam03],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende in [woonplaats01] ,
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
De rechtbank merkt als informanten aan:
[naam04],
hierna te noemen: de vader,
wonende [woonplaats02] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 20 juli 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [naam01] onder toezicht gesteld van 20 juli 2023 tot 20 augustus 2023 en voor dezelfde duur een machtiging verleend om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg en aansluitend in een gezinsgerichte voorziening. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
Vervolgens heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking van
11 augustus 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de oma vaderszijde, verleend tot 20 november 2023. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
1.3.
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van 20 juli 2023;
  • de beschikking van 11 augustus 2023;
- de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling van 7 november 2023.
1.4.
Op 10 november 2023 heeft de rechtbank de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. In verband met de wens van de moeder om niet gelijktijdig met de vader gehoord te worden, zijn de advocaat van de moeder en de stiefvader afzonderlijk van de vader gehoord.
Tijdens het eerste gedeelte van de zitting waren aanwezig:
  • [naam05] , namens de Raad;
  • [naam06] en [naam07] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de advocaat van de moeder;
  • de stiefvader.
De moeder is niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
Tijdens het tweede gedeelte van de zitting waren aanwezig:
  • [naam05] , namens de Raad;
  • [naam06] en [naam08] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader.
1.5.
Ter zitting is met instemming van alle betrokkenen besproken dat, in verband met het gescheiden horen van de partijen, de schriftelijke uitspraak, zoals hieronder weergegeven in het dictum, op 14 november 2023 telefonisch aan partijen wordt medegedeeld.
1.6.
De rechtbank heeft [naam01] naar haar mening gevraagd. [naam01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [naam01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.Het verzoek

2.1.
De Raad verzoekt een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een pleeggezin, eventueel gevolgd door plaatsing in een gezinsgerichte voorziening voor de aangehouden duur van twee maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De Raad brengt naar voren dat dit aanvankelijk ook het verzoek was, maar dat het verzoek tijdens de vorige zitting is gewijzigd naar een machtiging tot uithuisplaatsing in een (netwerk)pleeggezin, te weten bij de oma vaderszijde (hierna te noemen: de oma). Om de gecertificeerde instelling de ruimte te geven om in te spelen op de uitkomst van het onderzoek naar de draagkracht van de oma en de behoeften van [naam01] , heeft de Raad het verzoek gewijzigd naar het originele verzoek.
2.2.
De Raad legt uit dat er op dit moment nog altijd zorgen zijn over het gedrag van [naam01] . Hoe het precies met [naam01] gaat, is echter onvoldoende duidelijk. Dit komt mede door de wisseling van de jeugdbeschermer die bij [naam01] betrokken is. [naam01] verblijft bij de oma. De oma heeft echter aangegeven ondersteuning nodig te hebben bij de opvoeding van [naam01] . Onduidelijk is op dit moment welke ondersteuning [naam01] en de oma nodig hebben. Hiervoor moet [naam01] onderzocht worden en dient er een pleegzorgscreening plaats te vinden. De Raad vindt dat de gecertificeerde instelling hier de komende twee maanden actief mee aan de slag moet. Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek moet duidelijk worden of [naam01] het beste bij de oma kan blijven of dat zij beter op haar plek is in een gezinsgerichte voorziening, zoals een gezinshuis.

3.De standpunten

3.1.
De gecertificeerde instelling ondersteunt het verzoek van de Raad en betreurt het dat er op dit moment weinig zicht is op de behoeften van [naam01] en de draagkracht van oma. Dit komt door de wisseling van de jeugdbeschermer en de wachtlijst voor de pleegzorgscreening van de oma. De gecertificeerde instelling onderkent de zorgen die er over [naam01] zijn. Om die reden gaat zij onderzoeken welke hulp ingezet kan worden om [naam01] te begeleiden. Ook gaat de gecertificeerde instelling onderzoeken of het voor [naam01] het beste is om bij de oma te blijven of dat een gezinshuis meer passend zou zijn. In dat kader moet onderzocht worden of de draagkracht van de oma toereikend is voor de behoeften van [naam01] , al dan niet met behulp van (opvoed)ondersteuning. De nieuwe jeugdbeschermer start officieel pas op 1 december 2023, maar zal daarvoor wel al een aantal zaken in gang zetten, zoals de pleegzorgscreening van de oma. Ook zal de jeugdbeschermer de oma helpen bij het regelen van praktische zaken voor [naam01] . Het belangrijkste is dat [naam01] uiteindelijk terechtkomt op een plek die passend voor haar is. Omdat het nu nog niet duidelijk is waar dat zal zijn, is een trajectmachtiging nodig zodat er ruimte is om [naam01] in een gezinshuis te plaatsen als blijkt dat dit in haar belang is.
3.2.
Bij de moeder en de stiefvader bestaat geen bezwaar tegen de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] . De plaatsing van [naam01] bij de oma is echter niet in haar belang. De stiefvader uit zijn zorgen over het feit dat [naam01] door de plaatsing bij de oma veel contact heeft met de vader terwijl de vader niet als een stabiele factor voor [naam01] kan worden gezien. De wens blijft dat [naam01] op een neutrale plek geplaatst wordt, temeer omdat duidelijk wordt dat het met [naam01] niet goed gaat nu zij bij de oma woont. De stiefvader benadrukt dat [naam01] zelf al voldoende problemen heeft waarvoor zij hulp (diagnostiek en vervolgens behandeling) zou moeten krijgen. De advocaat van de moeder brengt naar voren dat de moeder de uitdrukkelijke wens heeft dat er contactherstel komt en dat de moeder inziet dat zij hier ook stappen voor zal moeten zetten. Zij wil dat [naam01] op een goede plek geplaatst wordt en dat is niet bij de oma.
3.3.
Desgevraagd heeft de vader naar voren gebracht dat ook hij ziet dat de oma ondersteuning nodig heeft in de verzorging en opvoeding van [naam01] . Hij geeft aan dat [naam01] veel heeft aan het contact dat zij nu weer met de rest van haar familie van vaderszijde heeft. De vader geeft aan dat [naam01] vertrouwd en tevreden is met haar verblijf bij de oma en dat het dan ook in haar belang is om bij de oma te blijven. Wel ziet de vader dat [naam01] de moeder mist.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
4.2.
De kinderrechter oordeelt dat de zorgen over [naam01] - zoals weergegeven in de beschikking van 11 augustus 2023 - nog onverminderd aanwezig zijn. De zorgen betreffen onder andere het zelfbepalende gedrag van [naam01] . Daarnaast is het zorgelijk dat [naam01] en de moeder al geruime tijd geen contact hebben terwijl [naam01] heeft aangegeven haar moeder te missen. De kinderrechter doet in dit verband een dringend beroep op de moeder om, zodra [naam01] daaraan toe is, de eerste stap in de richting van contactherstel te zetten en daaraan niet de voorwaarde te verbinden dat [naam01] geen contact met de vader mag onderhouden. Het is immers in het belang van [naam01] dat zij onbelast contact met haar beide ouders kan hebben.
De afgelopen maanden is er geen vaste jeugdbeschermer bij [naam01] betrokken geweest, waardoor onvoldoende duidelijk is met welke problematiek [naam01] kampt. Ook is er onvoldoende zicht op de opvoedsituatie bij de oma. De komende twee maanden moet onderzocht worden waar het gedrag van [naam01] vandaan komt en welke hulpverlening voor haar nodig is. Ook moet duidelijk worden of de oma - al dan niet met de inzet van opvoedondersteuning - aan de opvoedbehoeften van [naam01] kan voldoen en haar de structuur, kaders en duidelijkheid kan bieden die zij nodig heeft. Gelet op de zorgen die er nog zijn, acht de kinderrechter het verlenen van een trajectmachtiging op de moment noodzakelijk. Daarmee wordt de gecertificeerde instelling de ruimte geboden om in te spelen op de uitkomst van de te verrichten onderzoeken.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een pleeggezin gevolgd door plaatsing in een gezinsgerichte voorziening met ingang van 20 november 2023 tot 20 januari 2024;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.E. Schotte, de kinderrechter, in aanwezigheid van
mr. M.B. van der Velden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.