ECLI:NL:RBDHA:2023:18111

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
NL23.21277
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en rechtsgeldige verlenging beslistermijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 23 november 2023, is het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser had op 5 januari 2023 een aanvraag voor een asielvergunning ingediend, maar verweerder had niet tijdig beslist. Eiser stelde dat de beslistermijn niet rechtsgeldig was verlengd door WBV 2023/3. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn met negen maanden was verlengd en dat eiser zijn ingebrekestelling te vroeg had verstuurd. Hierdoor was het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank concludeerde dat de verlenging van de beslistermijn op basis van WBV 2023/3 rechtsgeldig was, ondanks de argumenten van eiser dat er geen sprake was van een piek in asielaanvragen. De rechtbank weegt mee dat de omstandigheden ten tijde van de beslissing tot verlenging niet anders waren, ook al was de tijdelijke bescherming voor Oekraïense derdelanders later beëindigd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21277

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Kalu-Mollema),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een asielvergunning van 5 januari 2023.
Aan verweerder is verzocht om een verweerschrift uit te brengen maar verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Welke voorwaarden gelden om beroep te kunnen instellen tegen het niet tijdig beslissen?
1. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Wat is het gevolg als aan die voorwaarden niet wordt voldaan?
2. Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.
De feiten in de zaak van eiser
3. In dit geval eindigde de beslistermijn van 6 maanden [1] op 5 juni 2023. Eiser heeft verweerder op 6 juli 2023 in gebreke gesteld. Op 24 juli 2023 heeft eiser beroep ingesteld.
Is WBV 2023/3 van toepassing op de aanvraag van eiser?
4. Met WBV [2] 2023/3 heeft verweerder de beslistermijn voor alle aanvragen die vanaf 1 januari 2023 zijn ingediend op grond van artikel 42, vierde lid, van de Vw met 9 maanden verlengd. De verlenging geldt ook voor een bepaalde, in de WBV omschreven, categorie aanvragen die vóór 1 januari 2023 zijn ingediend. Dit WBV is in werking getreden op
8 februari 2023 [3] met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023. Dit WBV is daarom ook van toepassing op de aanvraag van eiser.
Het standpunt van eiser over WBV 2023/3
5. Eiser heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de beslistermijn niet rechtsgeldig is verlengd. Hij heeft er in dat verband onder andere op gewezen dat er geen sprake was van 1. een groot aantal asielzoekers die 2. tegelijk om internationale bescherming hebben verzocht, een zogenaamde piek, wat de criteria zijn die in artikel 31, derde lid, van de Procedurerichtlijn [4] worden genoemd. Door de huidige situatie aan te merken als een situatie die verlenging van de beslistermijn rechtvaardigt, rekt verweerder deze bepaling te veel op.
Het oordeel van de rechtbank over WBV 2023/3
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de beslistermijn met WBV 2023/3 rechtsgeldig heeft verlengd. Zij legt hieronder uit hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
7. In artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw, waarin artikel 31, derde lid, van de Procedurerichtlijn is geïmplementeerd, gelezen in samenhang met artikel 42, eerste lid, van de Vw, staat dat de beslistermijn van 6 maanden met ten hoogste 9 maanden kan worden verlengd als een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden.
8. De rechtbank is van oordeel dat van een piek in de instroom geen sprake hoeft te zijn om de beslistermijn op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw te kunnen verlengen. De rechtbank verwijst hiervoor naar haar uitspraak van 24 mei 2023. [5]
9. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zich een situatie voordeed die in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 wordt beschreven, en wel hierom.
9.1
In de toelichting op het WBV wordt verwezen naar een brief aan de Kamer van
3 februari 2023 [6] , waarin als reden om de verlenging van de wettelijke beslistermijn ook te laten gelden voor asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 is opgenomen dat
– kort gezegd – de instroom is gestegen en de verwachting is dat die zal blijven stijgen in 2023, gecombineerd met onvoldoende besliscapaciteit bij de IND [7] om die instroom bij te houden. Dat maakt volgens verweerder dat het niet realistisch is om te verwachten dat in 2023 de IND de asielaanvragen zorgvuldig kan behandelen binnen de standaard wettelijke termijn van 6 maanden.
9.2
In de brief van 3 februari 2023 wordt (ook) verwezen naar een brief aan de Kamer van 4 november 2022 [8] . Uit de cijfers die in de brief van 4 november 2022 onder het kopje “Meerjaren productieprognose” zijn opgenomen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat van een verhoogde instroom sprake was en dat werd verwacht dat die trend zich in 2023 zou doorzetten. Uit de brief van 3 februari 2023 volgt niet dat die verwachting voor 2023 is herzien. In de brief van 3 februari 2023 wordt verder gesteld dat de tijdelijke bescherming voor Oekraïense derdelanders per 4 maart 2023 zou eindigen, wat, was toen de verwachting, zou leiden tot versterking van de verhoogde instroom. Dat uiteindelijk is besloten die bescherming pas per 4 september 2023 te beëindigen maakt de omstandigheden zoals die ten tijde van het nemen van het besluit tot verlenging bestonden niet anders. Tot slot is in de brief van 3 februari 2023, met een verwijzing naar een Kamerbrief van 1 juli 2022 [9] en de eerdergenoemde Kamerbrief van 4 november 2022 voldoende inzichtelijk gemaakt dat de besliscapaciteit die de IND tot zijn beschikking had niet voldoende was om binnen de gestelde termijnen op die verhoogde instroom van zaken te kunnen beslissen.
9.3
De rechtbank overweegt ten slotte dat zij kennis heeft genomen van de prejudiciële vragen die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van
8 november 2023 [10] heeft gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over WBV 2022/22, de voorganger van WBV 2023/3. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om af te wijken van haar oordeel. De rechtbank laat daarbij meewegen dat het, gelet op de ervaringen met prejudiciële vragen, hoogstwaarschijnlijk enige tijd zal duren voordat deze vragen zijn beantwoord. Zou de rechtbank met het beslissen op deze beroepen wachten totdat de vragen zijn beantwoord, dan zou de behandeling van deze beroepen voor langere tijd moeten worden aangehouden. De rechtbank is van oordeel dat beroepen gericht tegen het niet tijdig beslissen op een (asiel)aanvraag zich naar hun aard niet lenen voor aanhouding voor een langere termijn. De rechtbank kiest er daarom vooralsnog voor om haar eigen oordeel te volgen op dit punt. Daarbij laat de rechtbank verder meewegen dat het in deze procedures enkel gaat om de beslistermijn en geen inhoudelijk oordeel wordt gegeven over een besluit op de asielaanvraag.
Wat betekent dit voor het beroep van eiser?
10. De beslistermijn om een besluit te nemen op de aanvraag van eiser is gelet op WBV 2023/3 met negen maanden verlengd. Eiser heeft de ingebrekestelling op 6 juli 2023 verstuurd, maar op dat moment was de beslistermijn dus nog niet verstreken. De ingebrekestelling is dus te vroeg verstuurd. Toen eiser op 20 oktober 2022 beroep instelde was daarom niet voldaan aan de vereisten die in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb zijn gesteld.
11. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.P. de Zwart, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Wijzigingsbericht vreemdelingencirculaire.
3.Staatscourant 2023, 3235.
4.Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale
5.ECLI:NL:RBDHA:2023:7443, rechtsoverweging 11.
6.Kamerstukken, 19 637, nr. 4426794.
7.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
8.Kamerstukken, 19 637, nr. 3006.
9.Kamerstukken, 19 637, nr. 2914