In deze zaak heeft eiseres, geboren op [geboortedatum] en van Jemenitische nationaliteit, op 12 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam 2] in het kader van nareis. Eiseres heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, op 19 juli 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 13 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 29 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verweerder uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moet beslissen, en dat deze termijn met drie maanden is verlengd. Aangezien deze termijn is verstreken en eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld, is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag bekend te maken. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de bekendmaking van de uitspraak gebeuren. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.