In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 7 december 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam 2] in het kader van nareis. De aanvraag is door verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, ontvangen op 10 januari 2023. Eiser heeft verweerder op 25 juli 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Vervolgens heeft eiser op 13 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Verweerder heeft op 28 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft rechtsgeldig in gebreke gesteld en meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel en neemt de overwegingen uit die uitspraak over.
De rechtbank stelt vast dat het dossier mogelijk nog niet compleet is, omdat verweerder van plan is om een herstelverzuim te sturen voor nadere documenten. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen, tenzij er nader onderzoek nodig is, in welk geval de termijn verlengd wordt tot twintig weken. Tevens wordt verweerder opgedragen een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,- en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.