ECLI:NL:RBDHA:2023:18070

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
NL23.6524
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor minderjarige kleinkinderen bij grootouder

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers, de minderjarige kleinkinderen van referent, tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder de aanvragen afgewezen, met als reden dat er geen hechte persoonlijke banden bestonden tussen de eisers en hun grootvader, referent. De rechtbank behandelt het beroep op 6 oktober 2023 en oordeelt dat de staatssecretaris de afwijzing terecht heeft gehandhaafd, maar dat er een motiveringsgebrek is met betrekking tot de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de afwijzing van de mvv-aanvraag blijft bestaan. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eisers geen rechten kunnen ontlenen aan de Gezinsherenigingsrichtlijn, maar dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM correct is uitgevoerd. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris de belangen van de Nederlandse Staat zwaarder heeft laten wegen dan de persoonlijke belangen van de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.6524
V-nummers: [V-nr.'s]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[namen eisers]samen: eisers,

(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) voor verblijf bij hun grootvader [naam referent] (hierna: referent).
2. De staatssecretaris heeft met het besluit van 31 januari 2022 (hierna: het primaire besluit) onder andere de aanvraag van eisers afgewezen. Hiertegen is bezwaar gemaakt.
3. Met het besluit van 15 februari 2023 (hierna: het bestreden besluit) op het bezwaar heeft de staatssecretaris de afwijzing van de aanvragen gehandhaafd.
4. De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van eisers, referent en de gemachtigde van de staatssecretaris. Een zoon van referent, [naam zoon referent] , heeft vertaald voor referent.

Beoordeling door de rechtbank

5. Eisers zijn de minderjarige kleinkinderen van referent. Zij willen samen met hun moeder en hun meerderjarige broer en zus in Nederland bij referent komen wonen. Op 25 augustus 2021 is hiervoor een aanvraag ingediend. [1] Deze aanvraag was niet alleen voor eisers, maar ook voor hun moeder [naam moeder] , meerderjarige broer [naam broer] en meerderjarige [naam zus] . Met het primaire besluit heeft de staatssecretaris deze aanvraag voor iedereen gezamenlijk afgewezen. Op 15 februari 2023 heeft de staatssecretaris drie verschillende besluiten op bezwaar genomen: een besluit voor eisers, een besluit voor hun moeder [naam moeder] en een besluit voor hun meerderjarige broer en zus. De staatssecretaris is in al deze besluiten bij de afwijzing van de aanvraag voor een mvv gebleven. Tegen alle drie de besluiten is beroep ingesteld.
6. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank alleen of het terecht is dat de staatssecretaris in het bestreden besluit bij de afwijzing van de aanvraag voor een mvv voor eisers is gebleven. Zij doet dat aan de hand van wat eisers tegen dit besluit hebben aangevoerd. De rechtbank gaat daarbij uit van de feiten en omstandigheden zoals die zich voordeden op het moment van het bestreden besluit. De rechtbank zal in aparte uitspraken beslissen op het beroep tegen de andere besluiten van 15 februari 2023 (zaaknummers: NL23.6523 en NL23.6525).
7. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
8. Met het bestreden besluit heeft de staatssecretaris de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. De reden hiervoor is dat tussen eisers en referent geen sprake is van hechte persoonlijke banden en dat daarom geen familie- of gezinsleven bestaat zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. [2] Gelet hierop en na beoordeling van alle relevante feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang weegt het belang van de Nederlandse overheid zwaarder dan het persoonlijke belang van eisers om bij referent in Nederland te verblijven.
Kunnen eisers en referent zich voor bescherming van hun familie- en gezinsleven beroepen op artikel 8 van het EVRM?
9. Artikel 8 van het EVRM beschermt het recht op eerbieding van het familie- en gezinsleven. Als gevolg hiervan kan voor de Nederlandse Staat de verplichting bestaan om een vreemdeling tot Nederland toe te laten, om hem of haar in staat te stellen familie- en gezinsleven uit te oefenen met een familielid dat in Nederland verblijft.
10. Het familie- en gezinsleven tussen kleinkinderen en hun grootouders wordt alleen beschermd door artikel 8 van het EVRM als sprake is van hechte persoonlijke banden. Die banden moeten de gebruikelijke omgang tussen een grootouder en minderjarig kind overstijgen.
Is sprake van hechte persoonlijke banden tussen referent en eisers?
11. Eisers voeren aan dat uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat referent nauw betrokken is in de opvoeding en het bijbrengen van normen en waarden. Daarnaast probeert referent hen te motiveren om de lastige situatie door te komen. Daarnaast heeft de staatssecretaris de verklaring hechte banden niet betrokken in de motivering van het bestreden besluit. Verder voeren eisers aan dat de staatssecretaris ten onrechte de moord op hun vader in twijfel trekt. De overgelegde getuigenverklaring met de verklaringen van de zoon van referent tijdens de hoorzitting zijn genoeg bewijs voor de conclusie dat de vader van eisers is vermoord. Verder kan de meerderjarige broer ( [naam broer] ) van eisers de rest van het gezin niet beschermen vanwege de vrees voor de neef en diens familie en de vrees voor de Taliban.
12. De rechtbank stelt allereerst vast dat de staatssecretaris de verklaringen over de opvoeding en het bijbrengen van normen en waarden tijdens de hoorzitting heeft betrokken in de motivering van het bestreden besluit. [3] In de gronden van beroep is niet gemotiveerd waarom deze motivering van de staatssecretaris onvoldoende is. De rechtbank stelt verder vast dat eisers hun stelling dat de verklaring hechte banden niet is betrokken in de motivering van het bestreden besluit op geen enkele manier hebben verduidelijkt of toegelicht. Het is de rechtbank niet gebleken dat de informatie uit deze verklaring niet is betrokken in de motivering van het bestreden besluit. Verder is niet is onderbouwd waarom de inhoud van deze verklaring zou moeten leiden tot de conclusie dat wel sprake is van hechte persoonlijke banden.
13. De staatssecretaris heeft terecht overwogen dat niet is gesteld of gebleken dat er tot het (gestelde) overlijden van de vader van eisers sprake was van hechte persoonlijke banden tussen eisers en referent. Eisers hebben namelijk geen deel uitgemaakt van het gezin van referent, maar altijd van het gezin van hun vader en moeder. Daarnaast heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat ook niet is gebleken dat er op dit moment wel sprake is van hechte persoonlijke banden tussen eisers en referent. De staatssecretaris heeft in dit verband kunnen overwegen dat referent de rol van de ouder(s) van eisers niet heeft overgenomen. Hierbij heeft de staatssecretaris ook de aard van het contact, de financiële ondersteuning en de ondersteuning bij de huisvesting kunnen betrekken.
14. De rechtbank volgt daarnaast niet de stelling van eisers dat de staatssecretaris ten onrechte de moord op hun vader in twijfel trekt. De staatssecretaris heeft namelijk terecht overwogen dat de stelling dat de vader van eisers door een neef is omgebracht, dat dit vanwege een ruzie was en dat deze neef banden heeft met de Taliban, niet is onderbouwd. De staatssecretaris heeft in dit verband ook terecht gewezen op de getuigenverklaring die als onderbouwing van het overlijden van de vader van eisers is overgelegd, waarin juist staat dat hun vader door onbekende personen is vermoord. De enkele verklaring van de zoon van referent tijdens het gehoor dat op het moment van het opstellen van deze verklaring nog niet bekend was dat de vader van eisers was vermoord door zijn neef, maakt niet dat deze stelling alsnog is onderbouwd. Gelet hierop heeft de staatssecretaris deze stelling niet zonder meer hoeven volgen.
15. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris gemotiveerd overwogen dat de stelling dat de meerderjarige broer van eiseres gevaar loopt (gedwongen) te worden gerekruteerd door de Taliban niet nader is toegelicht of onderbouwd. [4] Daarnaast heeft de staatssecretaris gemotiveerd overwogen dat de angst dat de broer van eisers als oudste zoon en als erfgenaam hetzelfde lot wacht als zijn vader, niet is onderbouwd of verduidelijkt. In dit verband heeft de staatssecretaris terecht gewezen op de getuigenverklaring over de moord op de vader van eisers. Met de enkele stelling in beroep dat is miskend dat de eiser vreest voor zijn neef en diens familie en de Taliban, is niet gemotiveerd waarom deze motivering van de staatssecretaris onvoldoende is. Uit de in beroep overgelegde verklaring van de meerderjarige broer van eisers blijkt niet in objectieve zin dat hij niet in staat zou zijn om zijn gezinsleden te beschermen. De stelling dat de meerderjarige broer zich niet op straat kan begeven is verder niet onderbouwd.
16. De staatssecretaris heeft gelet op het bovenstaande niet ten onrechte overwogen dat tussen referent en eisers geen sprake is van hechte persoonlijke banden die maken dat gesproken kan worden van familie- of gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
Had de staatssecretaris een belangenafweging op grond van artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn [5] moeten maken?
17. Eisers voeren aan dat de staatssecretaris een belangenafweging had moeten maken op grond van artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Zij verwijzen naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter [6] van 13 juli 2022. [7]
18. De rechtbank stelt vast dat eisers ook in de bezwaargronden van 9 december 2022 al een beroep hebben gedaan op de Gezinsherenigingsrichtlijn. Gelet hierop heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit ten onrechte geen standpunt ingenomen over de vraag of eisers een recht op gezinshereniging kunnen ontlenen aan de Gezinsherenigingsrichtlijn. Dit is een motiveringsgebrek. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
19. De staatssecretaris heeft tijdens de zitting het standpunt ingenomen dat het beroep op artikel 17 van de gezinsherenigingsrichtlijn niet kan slagen. Eisers zijn namelijk geen kerngezinslid als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. De belangenafweging van artikel 8 van het EVRM komt daarom overeen met de belangenafweging volgens artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris hiermee alsnog voldoende heeft gemotiveerd waarom eisers geen rechten kunnen ontlenen aan de Gezinsherenigingsrichtlijn. Dit geeft aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. In rechtsoverweging 26 zal de rechtbank ingaan op de gevolgen van het geconstateerde gebrek en het bestreden besluit.
20.
Heeft de staatssecretaris een voldoende belangenafweging gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM?
21. Omdat de beantwoording van de vraag naar het bestaan van familie- en gezinsleven en de belangenafweging elkaar beïnvloeden mag de staatssecretaris bij een beroep op artikel 8 van het EVRM niet volstaan met de vaststelling dat wel of geen beschermenswaardig familieleven bestaat. De staatssecretaris moet in alle gevallen een belangenafweging maken tussen het algemeen belang van de Nederlandse Staat en het persoonlijke belang van de vreemdeling bij de uitoefening van zijn familie- en gezinsleven in Nederland. Daarbij moeten alle relevante feiten en omstandigheden worden betrokken en de belangenafweging moet evenwichtig zijn. De rechtbank beoordeelt dat laatste ‘enigszins terughoudend’ omdat de staatssecretaris beoordelingsruimte heeft.
22. Eisers voeren aan dat er relevante feiten en omstandigheden ontbreken in de belangenafweging. De belangenafweging is ook niet inzichtelijk. Daarnaast heeft de staatssecretaris ten onrechte overwogen dat er geen objectieve belemmering bestaat voor referent om zijn gezinsleven in Afghanistan uit te oefenen.
23. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken. In het nadeel van eisers heeft de staatssecretaris kunnen meewegen dat geen sprake is van een door artikel 8 van het EVRM beschermd familie- of gezinsleven, dat eisers nog nooit eerder verblijf in Nederland hebben gehad en dat eisers een sterke band hebben met Afghanistan. Over het economische belang heeft de staatssecretaris kunnen overwegen dat de financiële verantwoordelijkheid in de eerste plaats bij referent ligt, die een AOW-uitkering ontvangt. Daarnaast heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat de toezegging van de broers en zussen van de moeder van eisers dat zij financieel willen bijdragen aan een verblijf van eisers in Nederland te onzeker is om in het voordeel van eisers mee te wegen. Tijdens de zitting heeft de staatssecretaris in dit verband opgemerkt dat in het geval de financiële bijdrage van deze broers en zussen voldoende zou zijn, het economisch belang nog steeds in het nadeel van eisers zal uitvallen. Het economisch belang gaat namelijk ook over de bescherming van de arbeidsmarkt en de door de overheid betaalde voorzieningen, zoals bijvoorbeeld onderwijs en gezondheidszorg. Als eisers tot Nederland worden toegelaten zullen zij ook aanspraak maken op openbare middelen en voorzieningen. De staatssecretaris heeft verder kunnen overwegen dat de situatie waarin eisers verkeren, niet automatisch leidt tot het oordeel dat de belangenafweging in het voordeel van eisers uitvalt. De uitdagingen waar eisers voor gesteld worden verschillen niet van andere kinderen in Afghanistan en houden niet automatisch verband met het belang van de vreemdeling bij de uitoefening van zijn familie- en gezinsleven. Ook als er wel moet worden uitgegaan van het bestaan van een objectieve belemmering betekent dit nog niet dat de belangenafweging in het voordeel van eisers uitvalt. De staatssecretaris heeft op grond van de genoemde andere feiten en omstandigheden namelijk een belangenafweging kunnen maken waarbij hij een groter belang heeft kunnen hechten aan het belang van Nederland dan aan het belang van eisers. De staatssecretaris heeft de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM dan ook niet ten onrechte in het nadeel van eisers laten uitvallen.
Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind
24. Eisers stellen in de gronden van beroep dat niet is gebleken dat de staatssecretaris eerst de belangen van de kinderen uiteen heeft gezet en deze vervolgens heeft gewogen. In dit verband verwijzen eisers naar het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna: IVRK). De huidige situatie is verder in strijd met artikel 2, tweede lid, van het IVRK. Eisers kunnen niet naar school, hebben geen vrijheid en kunnen zich niet verder vormen.
25. De rechtbank stelt vast dat eisers deze beroepsgrond op geen enkele wijze hebben verduidelijkt of toegelicht. Eisers hebben op geen enkele manier inzichtelijk gemaakt waarom zij vinden dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan de verplichtingen onder dit verdrag. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van eisers. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
26. Het beroep is gegrond. Omdat de staatssecretaris het in rechtsoverweging 18 geconstateerde gebrek in beroep heeft hersteld en de rechtbank van oordeel is dat het bestreden besluit geen andere gebreken kent, bepaalt de rechtbank dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven. Dit betekent dat de afwijzing van de mvv-aanvraag in stand blijft. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris in de uitspraak in het beroep betreffende de moeder van eisers ( [naam moeder] , zaaknummer NL23.6523) is veroordeeld in de proceskosten. De zaak van eisers hangt samen met die zaak en deze zaken worden voor de vergoeding van beroepsmatig verleende rechtsbijstand daarom als één zaak gezien. [8] De beroepen zijn namelijk gelijktijdig op zitting behandeld, de rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon en er zijn gezamenlijke beroepsgronden ingediend in beide zaken. De staatssecretaris moet wel het door eisers betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat de staatssecretaris het door eisers betaalde griffierecht van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr.N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Aanvraagformulier ‘Aanvraag voor het verblijfsdoel 'familie en gezin'(referent)’.
2.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie pagina 4 van het bestreden besluit.
4.Pagina 6 van het bestreden besluit.
5.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 over het recht op gezinshereniging.
6.Dit is de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Met ECLI-nummer; ECLI:NL:RVS:2022:2006.
8.Op grond van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.