ECLI:NL:RBDHA:2023:18069

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
NL23.28436
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig indienen van gronden

In deze zaak heeft eiser op 5 december 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn gezinsleden in het kader van nareis. Op 17 augustus 2023 heeft eiser de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op deze aanvraag. Vervolgens heeft eiser op 7 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft hierop een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De ontvankelijkheid van het beroep werd als eerste beoordeeld. De rechtbank stelde vast dat het beroepschrift geen gronden bevatte, wat volgens de wet vereist is. Eiser kreeg de kans om de gronden voor 25 september 2023 in te dienen, maar deze zijn pas op 2 oktober 2023 ingediend, wat buiten de gestelde termijn viel.

De rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de termijn in beginsel leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. Er was geen bijzondere situatie die een uitzondering op deze regel rechtvaardigde. De rechtbank volgde niet de stelling van eiser dat de gronden bij indiening duidelijk waren, aangezien het beroepschrift geen melding maakte van het beroep wegens niet tijdig beslissen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en werd er geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28436

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Grigorjan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: A. Salim).

Procesverloop

Eiser heeft op 5 december 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn gezinsleden [naam], [naam] en [naam] in het kader van nareis.
Bij brief van 17 augustus 2023 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op deze aanvraag. Eiser heeft vervolgens op 7 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De rechtbank beoordeelt allereerst de ontvankelijkheid van het beroep. Op grond van de wet bevat het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep [1] . Als er geen gronden worden ingediend, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren [2] . Dat houdt in dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld. De rechtbank moet dan wel eerst een mogelijkheid tot herstel bieden.
3. Eiser heeft op 7 september 2023 beroep ingesteld. De rechtbank heeft eiser op 11 september 2023 laten weten dat het beroepschrift niet aan de wettelijke vereisten voldoet, omdat het beroepschrift geen gronden bevat. De rechtbank heeft eiser de gelegenheid gegeven om uiterlijk op 25 september 2023 de gronden van het beroep in te dienen. De rechtbank heeft daarbij tevens vermeld dat zij het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren als eiser niet of niet tijdig de gronden indient.
4. Eiser heeft de gronden van het beroep op 2 oktober 2023 ingediend in het digitale dossier. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank desgevraagd op 15 november 2023 laten weten in de veronderstelling te zijn geweest dat de gronden op 25 september 2023 waren ingediend, maar dat bij controle bleek dat dit niet het geval was. De gemachtigde heeft de stukken vervolgens – naar gesteld opnieuw- geüpload in het digitale dossier. Eiser stelt zich voorts op het standpunt dat de gronden van het beroep bij indiening duidelijk zijn, omdat het gaat om een beroep wegens niet tijdig beslissen.
5. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eisers de beroepsgronden buiten de door de rechtbank gestelde termijn heeft ingediend. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [3] volgt dat overschrijding van de verleende termijn in beginsel leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van een bijzonder samenstel van feiten en omstandigheden die aanleiding zijn om een uitzondering te maken op dit uitgangspunt. De gemachtigde heeft erkend dat de gronden niet op 25 september 2023 in het digitale dossier bij de rechtbank zijn ingediend. Gesteld noch gebleken is dat aan de zijde van de rechtbank sprake is geweest van problemen, waardoor de gronden niet (tijdig) konden worden geüpload. De rechtbank volgt niet eisers stelling dat de gronden van het beroep reeds bij indiening duidelijk waren. Het beroepschrift van 7 september 2023 vermeldt namelijk niet dat het gaat om een beroep wegens niet tijdig beslissen en bevat ook voor het overige geen gronden.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht
2.Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1059)