ECLI:NL:RBDHA:2023:18063
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep wegens niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres op 7 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 26 januari 2023. Eiseres heeft vervolgens op 22 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De termijn waarbinnen de staatssecretaris een besluit moet nemen is verstreken, en de rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt ook de verbeurde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, en veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.