In deze zaak heeft eiseres op 23 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 22 februari en 22 mei 2023. Eiseres heeft vervolgens op 26 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de beslistermijn van 90 dagen heeft overschreden en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is kennelijk gegrond verklaard. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De hoogte van de verbeurde dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, en de staatssecretaris is veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.