ECLI:NL:RBDHA:2023:18023
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf door Afghaanse vrouwen in het kader van gezinsleven en afhankelijkheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 juli 2023, wordt het beroep van twee Afghaanse vrouwen tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. De vrouwen, die familie zijn van een in Nederland wonende referent, stellen dat er sprake is van beschermenswaardig familieleven en dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de belangenafweging ten onrechte in hun nadeel heeft laten uitvallen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen de referent en de eiseressen. De rechtbank wijst op de emotionele, financiële en praktische betrokkenheid tussen hen, die de gebruikelijke banden overstijgt, vooral gezien de huidige situatie in Afghanistan. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris bij de belangenafweging niet alle relevante belangen heeft betrokken, zoals de actuele situatie in Afghanistan en de kwetsbaarheid van alleenstaande vrouwen in dat land. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank benadrukt dat de staatssecretaris ook de positieve economische bijdrage van de eiseressen aan Nederland moet overwegen. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van gezinsleven en afhankelijkheid in het vreemdelingenrecht, vooral in het licht van de situatie in Afghanistan.