ECLI:NL:RBDHA:2023:18023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
NL23.2969
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf door Afghaanse vrouwen in het kader van gezinsleven en afhankelijkheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 juli 2023, wordt het beroep van twee Afghaanse vrouwen tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. De vrouwen, die familie zijn van een in Nederland wonende referent, stellen dat er sprake is van beschermenswaardig familieleven en dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de belangenafweging ten onrechte in hun nadeel heeft laten uitvallen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen de referent en de eiseressen. De rechtbank wijst op de emotionele, financiële en praktische betrokkenheid tussen hen, die de gebruikelijke banden overstijgt, vooral gezien de huidige situatie in Afghanistan. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris bij de belangenafweging niet alle relevante belangen heeft betrokken, zoals de actuele situatie in Afghanistan en de kwetsbaarheid van alleenstaande vrouwen in dat land. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank benadrukt dat de staatssecretaris ook de positieve economische bijdrage van de eiseressen aan Nederland moet overwegen. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van gezinsleven en afhankelijkheid in het vreemdelingenrecht, vooral in het licht van de situatie in Afghanistan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2969
V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiseres 1] (eiseres 1) en [eiseres 2] (eiseres 2), samen: eiseressen

(gemachtigde: mr. L.K. Matpanözer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.S. Versteeg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseressen tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseressen om een mvv voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ’.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 25 februari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 januari 2023 op het bezwaar van eiseressen is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseressen, [referent] (referent), [de persoon] als tolk in de taal Dari en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Besluitvorming
3. Eiseressen zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] 1956 en [geboortedatum 2] 1996 en hebben de Afghaanse nationaliteit. Op 22 september 2021 heeft referent een aanvraag ingediend voor afgifte van een mvv voor eiseressen, met het oog op verblijf van de moeder (eiseres 1) in Nederland bij haar meerderjarige zoon, referent, en dat van de meerderjarige zus (eiseres 2) bij haar broer, tevens referent.
4. De staatssecretaris heeft deze aanvraag bij het primaire besluit afgewezen, omdat geen sprake is van beschermd familie- of gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. [1] Volgens de staatssecretaris hebben eiseressen en referent hun familierechtelijke relatie niet aangetoond. Subsidiair heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseressen en referent. In dit verband werpt de staatssecretaris tegen dat referent sinds 2014 al niet meer bij zijn familie woont, een eigen gezin heeft en sinds 2014 in Nederland woont. Daarnaast is niet gebleken dat eiseressen emotioneel, financieel of in het dagelijks leven afhankelijk zijn van referent. Hierbij heeft de staatssecretaris meegewogen dat eiseressen samenwonen in Afghanistan, dat er nog zes andere kinderen in Afghanistan wonen die zouden kunnen helpen of ondersteunen. Ook maakt de situatie in Afghanistan, na de machtsovername door de Taliban, niet dat eiseressen dusdanig afhankelijk zijn van referent dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
5. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris zijn standpunt gehandhaafd. Daarnaast heeft de staatssecretaris, in aanvulling op het primaire besluit, in het bestreden besluit een belangenafweging gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM. Volgens de staatssecretaris moet deze belangenafweging in het nadeel van eiseressen uitvallen. Het algemeen belang, en dan met name het economisch belang, van de Nederlandse overheid valt zwaarder uit dan de persoonlijke belangen van eiseressen en referent.
Geschilpunt
6. In geschil is de vraag of tussen referent en eiseressen sprake is van beschermenswaardig familieleven omdat sprake is van de meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Verder is in geschil de vraag of de staatssecretaris de belangenafweging niet ten onrechte in het nadeel van eiseressen heeft laten uitvallen. De rechtbank zal deze geschilpunten hieronder bespreken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseressen.
Conclusie
7. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Volgens de rechtbank heeft de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (overwegingen 10 tot en met 10.7). Ook heeft de staatssecretaris bij de gemaakte belangenafweging niet alle relevante belangen betrokken en is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat de belangenafweging in het nadeel van eiseressen heeft kunnen uitvallen (overwegingen 12 tot en met 12.4). Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
8. Het is vaste rechtspraak van het EHRM [2] dat pas kan worden gesproken van een door artikel 8 van het EVRM beschermd gezinsleven tussen meerderjarigen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (‘more than the normal emotional ties’). Er moet sprake zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid (‘additional elements of dependency’). Uit de rechtspraak volgt ook dat de vraag naar beschermd gezinsleven van feitelijke aard is en afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte, persoonlijke banden. Hierbij kan onder meer relevant zijn: de eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkenen en de invulling van het familieleven in- en de banden met het land van herkomst. De staatssecretaris mag hierbij zwaarwegend, maar niet doorslaggevend gewicht toekennen aan het antwoord op de vraag of er een reële mogelijkheid bestaat dat ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg geven. Verder volgt eveneens uit vaste jurisprudentie dat de staatssecretaris daarbij de vraag mag betrekken of de banden tussen een vreemdeling en een referent zo sterk zijn dat de vreemdeling zonder de referent niet in staat is om zelfstandig te functioneren. [3] Een negatieve beantwoording van deze vraag betekent evenwel niet dat er daardoor geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
Verder dient bij de beoordeling van een aanvraag in het kader van artikel 8 van het EVRM een belangenafweging plaats te vinden, ook als familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM niet wordt aangenomen. Bij deze belangenafweging moet de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden betrekken.
Is sprake van beschermenswaardig familieleven tussen referent en eiseressen?
9. De rechtbank stelt allereerst vast dat de staatssecretaris op zitting desgevraagd heeft aangegeven dat de afwijzing van de aanvraag niet primair gestoeld is op het al dan niet aanwezig zijn van de familierechtelijke relatie tussen eiseressen en referent. Volgens de staatssecretaris is er voornamelijk gekeken of sprake is van beschermenswaardig familieleven en is de aanvraag daarop afgewezen. Het is immers op dit moment lastig om aan te tonen of sprake is van biologische banden tussen referent en eiseressen. Indien de rechtbank tot de conclusie zal komen dat wel sprake is van beschermenswaardig familieleven zal alsnog een onderzoek dienen plaats te vinden naar de biologische banden tussen referent en eiseressen. Dit zou bijvoorbeeld door middel van DNA-onderzoek kunnen plaatsvinden, aldus de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank zal dan hier nu ook niet verder op ingaan.
- Meer dan gebruikelijke afhankelijkheid
10. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, en dus geen beschermenswaardig familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen eiseressen en referent. De rechtbank legt hieraan het volgende ten grondslag.
10.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris bij de vaststelling of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie allereerst niet alle relevante elementen betrokken. Daarnaast heeft de staatssecretaris in het geval van eiseressen de wel betrokken bijkomende elementen van afhankelijkheid onvoldoende in onderlinge samenhang betrokken.
10.2.
Zo kent de staatssecretaris veel gewicht toe aan de omstandigheid dat referent sinds 2013 gehuwd is en sinds 2014 in Nederland samenwoont met zijn echtgenote en sindsdien een zelfstandig gezin vormt. Deze omstandigheid en het feit dat referent sinds 2014 niet meer samenwoont met eiseressen heeft de staatssecretaris echter uitsluitend in het nadeel van eiseressen meegewogen. De staatssecretaris heeft hier evenwel niet bij betrokken dat referent juist naar Nederland is vertrokken om zijn ouders (financieel) beter te kunnen ondersteunen. Referent heeft, onweersproken, gesteld dat van een oudste zoon wordt verwacht dat hij zijn ouders en ongehuwde zussen ondersteunt. Hij heeft hier invulling aan gegeven door in een ander land te gaan wonen en daar meer te verdienen waardoor hij zijn familie beter kon ondersteunen.
10.3.
Verder heeft de staatssecretaris nagelaten om de speciale positie die referent als oudste mannelijk gezinslid nu in het gezin inneemt bij de beoordeling te betrekken. De staatssecretaris dient hierbij ook uit te gaan van de culturele context in Afghanistan. Met het wegvallen van de vader van referent is referent immers de ‘pater familias’ van de familie geworden. Dit brengt voor referent speciale verantwoordelijkheden met zich mee, die de andere mannelijke gezinsleden niet hebben. De staatssecretaris had dit eveneens bij de beoordeling moeten betrekken.
10.4.
De staatssecretaris heeft verder de verschillende omstandigheden, zoals de verergerde medische problematiek en de lastige omstandigheden voor (met name) vrouwen sinds de machtsovername van de Taliban onvoldoende in samenhang met elkaar betrokken. De rechtbank acht het aannemelijk dat, met het verstrijken van de jaren, in combinatie met deze omstandigheden, de afhankelijkheid tussen eiseres 1 en referent alleen maar is toegenomen. Eiseres 1 wordt sinds 2010 in India behandeld voor haar medische problemen. Referent is, onweersproken, altijd meegegaan naar de afspraken aldaar. Door de machtsovername van de Taliban kan eiseres 1 de benodigde behandeling in India niet meer krijgen. Ook is de medische zorg in Afghanistan van steeds slechtere kwaliteit. Het is wel steeds referent die de noodzakelijke zorg voor eiseres 1 dient te organiseren. Voorts acht de rechtbank van belang dat gelet op de zorgwekkende situatie in Afghanistan door de machtsovername van de Taliban, het voorstelbaar is dat juist de emotionele band, en daarmee emotionele afhankelijkheid, tussen eiseressen en referent de afgelopen tijd alleen maar sterker is geworden.
10.5.
Verder heeft de staatssecretaris onvoldoende betrokken dat eiseressen twee alleenstaande vrouwen zijn zonder mannelijke huisgenoten. Na de machtsovername door de Taliban is de positie van alleenstaande vrouwen kwetsbaar geworden. Het is vrouwen niet toegestaan zonder mannelijke begeleiding over straat te gaan. In het geval van eiseressen is er geen ander mannelijk figuur in het gezin aanwezig die voor hen kan zorgen of hen kan beschermen. De broers van referent zitten ondergedoken vanwege de Taliban. En ook van de wel gehuwde dochters/zussen kan niet zonder meer worden verwacht dat zij de zorg voor eiseressen op zich kunnen nemen en hen bijvoorbeeld in huis kunnen nemen. Bij de beoordeling of de andere kinderen voor eiseressen kunnen zorgen, dient de staatssecretaris de context in Afghanistan te betrekken. De stelling van de staatssecretaris dat de andere gehuwde dochters/zussen van eiseressen ook zorg op zich kunnen nemen, laat niet zien dat de staatssecretaris deze context bij de beoordeling heeft betrokken. Het is immers in Afghanistan gebruikelijk dat getrouwde vrouwen tot de familie van hun echtgenoot gaan behoren. Zonder nader onderzoek kan dan ook niet gesteld worden dat de achtergebleven dochters wel voor hun moeder en hun ongehuwde zus kunnen zorgen. Bovendien kunnen deze zussen eiseressen 1 en 2 niet helpen wat betreft de handelingen die buitenshuis dienen te worden verricht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de staatssecretaris een onvoldoende, in deze zaak individueel onderbouwde, beoordeling heeft verricht in het licht van de daadwerkelijke en actuele situatie in Afghanistan.
10.6.
Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat eiseressen dagelijks meerdere keren contact onderhouden met referent en zijn gezin. Zowel in de gronden van beroep als op zitting is naar voren gebracht dat referent veel ondersteuning biedt. Dat wordt niet betwist. Ook wordt niet betwist door de staatssecretaris dat eiseressen financieel worden ondersteund door referent. De enkele overweging van de staatssecretaris dat dit niet duidt op een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, omdat morele en financiële steun ook op afstand kan worden geboden, onderkent niet dat dit niet kan afdoen aan de beoordeling van de afhankelijkheidsrelatie. Dat de morele en financiële steun ook op afstand kan worden geboden is een element dat in de belangenafweging thuis hoort en niet bij de vraag naar de afhankelijkheidsrelatie.
10.7.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op alle omstandigheden in dit specifieke geval, mede gerelateerd aan de huidige situatie in Afghanistan, er sprake is van een dusdanige emotionele, financiële en praktische betrokkenheid op- en afhankelijkheid van elkaar, dat gezegd moet worden dat deze de meer dan gebruikelijke banden tussen een volwassene enerzijds en diens moeder en volwassen zus anderzijds overstijgen. De rechtbank acht het beroep tegen het bestreden besluit daarom gegrond.
11. Het bestreden besluit ligt daarom voor vernietiging gereed. In het kader van de finale geschilbeslechting zal de rechtbank voorts waar mogelijk de overige beroepsgronden bespreken.
De belangenafweging
12. De staatssecretaris heeft bij de belangenafweging in het nadeel van eiseressen meegewogen dat er sprake is van een eerste toelating. Hierbij komt aan de staatssecretaris een ruimere beoordelingsmarge toe. Verder is in het nadeel meegewogen dat geen sprake zou zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseressen en referent. Ook is het economisch belang in het nadeel van eiseressen meegewogen. Verder heeft de staatssecretaris in het nadeel van eiseressen meegewogen dat referent al acht jaren niet meer feitelijk bij hen woont, dat eiseressen samen in een huis wonen en dat er nog andere kinderen in Afghanistan woonachtig zijn. Ook is in beginsel medische zorg voor eiseres 1 aanwezig. Tot slot heeft de staatssecretaris in hun nadeel meegewogen dat zij hechte banden hebben met Afghanistan en dat er geen banden zijn met Nederland.
12.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet alle relevante belangen heeft meegewogen. Zo heeft de staatssecretaris nagelaten om de actuele situatie in Afghanistan kenbaar bij zijn beoordeling te betrekken. De staatssecretaris heeft nagelaten om te beoordelen of sprake is van een objectieve dan wel subjectieve belemmering om het gezinsleven in Afghanistan uit te oefenen. De staatssecretaris had dit wel moeten doen. In het nieuw te nemen besluit dient de staatssecretaris dan ook kenbaar in te gaan op de actuele situatie in Afghanistan en hierbij het volgende te betrekken. Eiseressen zijn twee alleenstaande vrouwen zonder mannelijk gezinslid dat hen kan beschermen. Daarbij is eiseres 2 een jonge vrouw met huwbare leeftijd. Juist vanwege de afwezigheid van een mannelijk gezinslid, zijn eiseressen extra kwetsbaar. Zij hebben weliswaar elkaar, maar zijn, nu zij als vrouw niet zelfstandig aan het dagelijkse leven in Afghanistan kunnen deelnemen, voor alles aangewezen op de hulp van (mannelijke) derden. De staatssecretaris had dit mee moeten wegen.
12.2.
Verder dient de staatssecretaris bij de te maken belangenafweging te betrekken of van referent kan worden verwacht dat hij zich met zijn gezin, dan wel zonder zijn gezin, vestigt in Afghanistan. De belangen van de gezinsleden van referent dienen hierbij ook te worden betrokken.
12.3.
Voorts heeft de staatssecretaris bij de vraag naar het economisch belang van de Staat niet alle belangen betrokken. De staatssecretaris heeft immers een eenzijdige kijk op het economisch belang van de Staat gehanteerd. De staatssecretaris heeft alleen eventuele negatieve effecten betrokken, en niet gekeken naar de mogelijke positieve gevolgen voor het economisch belang van de Staat. Zo heeft de staatssecretaris feitelijk geen gewicht toegekend aan het feit dat de echtgenote van referent en referent een hoog inkomen genereren, waardoor zij zonder problemen de zorg kunnen dragen voor eiseressen. Ook heeft de staatssecretaris nagelaten mee te wegen dat eiseres 2 een hoogopgeleide (bèta)vrouw is en dus kan werken in Nederland en is evenmin in aanmerking genomen dat zij, mede gelet op de huidige krappe arbeidsmarkt, mogelijk al na een korte periode van integratie haar eigen inkomsten kan genereren en bij kan dragen aan de Nederlandse economie. Verder is niet betrokken dat eiseres 1 een rol zou kunnen spelen bij de opvang en verzorging van de kleinkinderen, waardoor referent en zijn echtgenote mogelijk meer tijd zouden hebben ten behoeve van de Nederlandse arbeidsmarkt. Tot slot heeft de staatssecretaris niet betrokken dat door alle spanningen op dit moment referent niet volop kan werken en dat het dus ook in het voordeel kan zijn als referent weer full-time aan de slag kan. Naar het oordeel van de rechtbank denkt de staatssecretaris wat betreft het economisch belang aldus alleen in belemmeringen en niet tevens in kansen. De staatssecretaris weegt daarmee ten onrechte niet alle relevante belangen op dit punt.
12.4.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de staatssecretaris niet alle relevante belangen heeft onderzocht en meegenomen. Dit brengt met zich mee dat in het bestreden besluit tevens onvoldoende is gemotiveerd waarom het belang van eiseressen om in Nederland bij referent te verblijven niet opweegt tegen het belang van de Nederlandse Staat bij het uitvoeren van een restrictief migratiebeleid.
13. Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, en artikel 3:2 van de Awb. [4] De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om het geschil finaal te beslechten, aangezien het op de weg van de staatssecretaris ligt om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe en complete 8 EVRM-belangenafweging te maken.
14.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de staatssecretaris hiervoor zes weken.
14.2.
Omdat het beroep gegrond is moet de staatssecretaris het griffierecht aan eiseressen vergoeden en krijgen eiseressen ook een vergoeding van hun proceskosten.
De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseressen een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 12 januari 2023;
- draagt de staatssecretaris op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht van € 184,- aan eiseressen moet vergoeden;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C.E. Krikke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:695 en 16 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:758.
4.Algemene wet bestuursrecht.