ECLI:NL:RBDHA:2023:18016
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Marokkaanse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 16 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris de aanvraag niet in behandeling hoeft te nemen, omdat Nederland een verzoek om terugname aan Frankrijk heeft gedaan en dit verzoek is aanvaard. Eiser stelt dat zijn asielaanvraag in Frankrijk niet juist is beoordeeld en dat hij bij overdracht aan Frankrijk het risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank stelt echter dat er in het algemeen mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij eiser kan aantonen dat het asiel- en opvangsysteem in Frankrijk tekortkomingen vertoont die een reëel risico op schending van zijn rechten met zich meebrengen.
De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de opvang in Frankrijk ontoereikend is en dat er geen structurele tekortkomingen zijn die een schending van zijn rechten zouden kunnen veroorzaken. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en blijft het besluit van de staatssecretaris in stand. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier.