ECLI:NL:RBDHA:2023:17848

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
C/09/636748 / FA RK 22-6961
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en litispendentie in internationale context met Marokko

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 17 augustus 2023, wordt een verzoek tot echtscheiding behandeld. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P.M. Borsboom, heeft een verzoek ingediend tot echtscheiding en nevenvoorzieningen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Karami, heeft verweer gevoerd en een beroep gedaan op litispendentie, aangezien er reeds een echtscheidingsprocedure aanhangig was in Marokko. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen de Marokkaanse en Nederlandse nationaliteit bezitten en dat de vrouw eerder een verzoek tot echtscheiding in Marokko heeft ingediend. De rechtbank overweegt dat de Nederlandse rechter in beginsel rechtsmacht heeft, maar dat de procedure in Marokko van invloed is op de behandeling van het verzoek in Nederland. De rechtbank heeft besloten de behandeling van de verzoeken aan te houden totdat de Marokkaanse rechter een beslissing heeft genomen over de echtscheiding. Dit besluit is genomen in het licht van de erkenningsregels van het Burgerlijk Wetboek en de noodzaak om te waarborgen dat de procedure in Marokko op een behoorlijke wijze is verlopen. De rechtbank heeft ook de relevante juridische artikelen besproken, waaronder artikel 12 Rv en artikel 10:57 BW, en heeft de implicaties van de uitspraak van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad in overweging genomen. De rechtbank heeft de vrouw opgedragen om zich uit te laten over de stand van zaken in de Marokkaanse procedure, met de mogelijkheid om een beëdigde vertaling van de beslissing te overleggen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 22-6961 (scheiding) / FA RK 23-922 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/636748 (scheiding) / C/09/642445 (verdeling)
Datum beschikking: 17 augustus 2023

Scheiding

Beschikking op het op 14 oktober 2022 ingekomen verzoek van:

[naam 1] ,

de man,
wonende in [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam 2] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. S. Karami te Amsterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de man;
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoekschrift, van de vrouw;
- het aanvullend verzoekschrift, tevens het verweerschrift op het zelfstandig verzoek, van de man;
- de brief van 30 juni 2023, met bijlagen, van de zijde van de man;
- het e-mailbericht van 7 juli 2023, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- het F9-formulier van 10 juli 2023, met bijlagen, van de zijde van de vrouw.
Op 13 juli 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de advocaat mr. M.E. Verheijen, waarnemend voor de advocaat van de man, alsmede de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [datum huwelijk] 2006 te [huwelijksplaats] , Marokko.
- Ten tijde van de huwelijkssluiting hadden partijen de Marokkaanse en Nederlandse nationaliteit. Zij hebben deze nationaliteiten nog steeds.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot echtscheiding met de volgende nevenvoorziening:
- partijen te bevelen met elkaar over te gaan tot verdeling van de tussen hen bestaande huwelijksgoederengemeenschap ten overstaan van een door partijen te kiezen notaris;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de man, in die zin dat zij de rechtbank heeft verzocht:
primair:
a. zich onbevoegd te verklaren tot kennisneming van het verzoek tot echtscheiding van de man en de door de man verzochte nevenvoorziening, dan wel de zaak aan te houden totdat daarin door de buitenlandse (Marokkaanse) rechter is beslist;
subsidiair:
indien de rechtbank zich bevoegd verklaart, het verzoek van de man tot echtscheiding toe te wijzen en het verzoek tot verdeling af te wijzen;
Bovendien heeft de vrouw zelfstandig verzocht:
primair de verdeling van het huwelijksvermogen op grond van het Marokkaanse recht te bepalen conform hetgeen de vrouw heeft verzocht onder randnummers 18 tot en met 24 van het verweerschrift en te bepalen dat de man 100% draagplichtig is voor de door hem gemaakte schulden;
subsidiair de verdeling van het huwelijksvermogen op grond van het Nederlandse recht te bepalen conform hetgeen de vrouw heeft verzocht onder randnummers 25 tot en met 31 van het verweerschrift en te bepalen dat de man 100% draagplichtig is voor de door hem gemaakte schulden;
de man te veroordelen in de proceskosten van de vrouw;
althans een beslissing te nemen die de rechtbank in goede justitie zal behoren te vernemen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw en gepersisteerd bij zijn verzoeken.

Beoordeling

Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Echtscheiding
Rechtsmacht
Tussen partijen is, in verband met een echtscheidingsprocedure in Marokko, primair in geschil in hoeverre de rechtbank zich over het door de man ingediende verzoek tot echtscheiding met nevenvoorziening kan buigen.
Procedure in Marokko
De vrouw heeft een beroep op litispendentie ex artikel 12 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gedaan. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de rechtbank onbevoegd is om van het echtscheidingsverzoek met nevenvoorziening kennis te nemen, nu er ten tijde van de indiening van het verzoekschrift bij de rechtbank reeds in Marokko een echtscheidingsprocedure aanhangig was gemaakt.
De man heeft zich hiertegen verweerd. Volgens de man behoort de rechtbank zich niet op grond van artikel 12 Rv onbevoegd te verklaren en behoeft de rechtbank de behandeling van de zaak ook niet aan te houden vanwege de procedure tussen partijen in Marokko, omdat:
  • het huwelijk tussen partijen niet in Marokko is ontbonden en op korte termijn geen echtscheidingsvonnis te verwachten valt;
  • een eventueel echtscheidingsvonnis uit Marokko niet voor erkenning ex artikel 10:57 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in aanmerking komt;
  • het belang van de man bij voortzetting van de procedure in Nederland zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij aanhouding daarvan.
De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft van een zaak kennis te nemen is van openbare orde. De rechtbank overweegt, voor zover nodig ambtshalve, als volgt.
Vast staat dat partijen ten tijde van de indiening van het verzoekschrift bij deze rechtbank allebei de Nederlandse nationaliteit hadden, zodat de Nederlandse rechter in beginsel ingevolge het bepaalde in artikel 3 aanhef en onder b Brussel II-ter rechtsmacht heeft ten aanzien van de echtscheiding. Uit de overgelegde stukken blijkt echter dat de vrouw op 22 september 2022, derhalve vóór de datum van indiening van het verzoekschrift bij deze rechtbank, bij de rechtbank in [plaats] , Marokko, een verzoekschrift tot echtscheiding heeft ingediend. De man is in die procedure verschenen en er hebben aldaar diverse zittingen plaatsgevonden. De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat de laatste zitting in Marokko op [datum] 2023 is en dat dan de echtscheiding zal worden uitgesproken.
Nu tussen Nederland en Marokko geen verdrag of verordening van kracht is betreffende de rechtsmacht ten aanzien van echtscheiding wordt de vraag of de Nederlandse rechter in geval van litispendentie rechtsmacht heeft, beantwoord op grond van het bepaalde in artikel 12 Rv. Artikel 12 Rv luidt als volgt:
“Indien een zaak voor een rechter van een vreemde staat aanhangig is gemaakt en daarin een beslissing kan worden gegeven die voor erkenning en, in voorkomend geval, voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar is, kan de Nederlandse rechter bij wie nadien een zaak tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp is aangebracht, de behandeling aanhouden totdat daarin door eerstbedoelde rechter is beslist. Indien die beslissing voor erkenning en, in voorkomend geval, voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar blijkt te zijn, verklaart de Nederlandse rechter zich onbevoegd. Indien het een zaak betreft die bij dagvaarding moet worden ingeleid, is artikel 11 van overeenkomstige toepassing.”
De vrouw heeft onweersproken gesteld dat de rechtbank in [plaats] , Marokko, op [datum] 2023 de echtscheiding zal uitspreken. Artikel 10:57 BW bepaalt dat een in het buitenland na een behoorlijke rechtspleging verkregen ontbinding van het huwelijk in Nederland wordt erkend, indien zij is tot stand gekomen door de beslissing van een rechter en indien aan die rechter daartoe rechtsmacht toekwam. Vast staat dat de man in de procedure in Marokko is verschenen en dat hij zelfstandige verzoeken heeft ingediend. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat hier sprake is van een behoorlijke rechtspleging. Nu beide partijen tevens de Marokkaanse nationaliteit bezitten, is naar het oordeel van de rechtbank de Marokkaanse rechter naar internationale maatstaven bevoegd om de echtscheiding uit te spreken. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat een beslissing van de Marokkaanse rechter waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken in Nederland voor erkenning vatbaar is. Onder die omstandigheden en omdat de uitspraak van de rechter in Marokko op korte termijn wordt verwacht ziet de rechtbank aanleiding om, alvorens zich in de onderhavige procedure uit te spreken over de bevoegdheid van de rechtbank ten aanzien van de echtscheiding en de nevenvoorzieningen, de behandeling aan te houden als na te melden totdat door de Marokkaanse rechter over de echtscheiding is beslist.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog als volgt. De rechtbank heeft kennisgenomen van de conclusie van de Procureur-Generaal (PG) bij de Hoge Raad van 11 november 2022 (ECLI:NL:PHR:2022:1042). In deze conclusie bespreekt de PG de ruime en enge opvatting bij de uitleg van artikel 12 Rv. De PG gaat hierbij onder meer in op de toepasselijkheid van artikel 431 Rv. De PG concludeert dat naar geldend recht de afweging tussen de enge en de ruime opvatting naar zijn mening doorslaat ten gunste van de enge opvatting: de Nederlandse rechter dient zich op grond van artikel 12 Rv uitsluitend onbevoegd te verklaren wanneer de buitenlandse beslissing voor erkenning en/of tenuitvoerlegging vatbaar is op grond van een verdrag of verordening. In de onderhavige procedure is echter ten aanzien van de echtscheiding toepassing van artikel 431 Rv niet aan de orde, maar de erkenningsregel van artikel 10:57 BW. De door de PG besproken situatie ziet derhalve op een andere situatie dan de situatie in de onderhavige procedure. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om uit te gaan van de enge opvatting.
Verdeling en proceskosten
Nu de rechtbank de behandeling ten aanzien van de echtscheiding zal aanhouden, zal de rechtbank de behandeling van het verzoek tot verdeling en het verzoek tot proceskostenveroordeling eveneens aanhouden.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de behandeling van de verzoeken tot echtscheiding, verdeling en proceskostenveroordeling wordt aangehouden tot
1 oktober 2023 pro formateneinde de vrouw in de gelegenheid te stellen zich uit te laten als hierna vermeld;
bepaalt dat de vrouw zich vóór
15 september 2023dient uit te laten over de stand van zaken in de echtscheidingsprocedure in Marokko, zowel ten aanzien van de echtscheiding als de verdeling, zo mogelijk onder overlegging van de beslissing van de Marokkaanse rechter in die procedure, voorzien van een beëdigde Nederlandse vertaling;
bepaalt dat de man vóór
1 oktober 2023voor zover daarop wordt prijs gesteld, zal reageren;
bepaalt dat indien de vrouw aan het hierbij bepaalde geheel of gedeeltelijk niet voldoet, de zaak met toepassing van artikel 22 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zal worden afgedaan;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de echtscheiding, de verdeling en de proceskostenveroordelingaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, rechter, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 17 augustus 2023.