In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een BV, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres had een boete van €48.000,- opgelegd gekregen wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Na bezwaar werd deze boete verlaagd naar €40.000,-, maar eiseres ging hiertegen in beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspectie van de toenmalige Inspectie SZW op 28 augustus 2018 een controle heeft uitgevoerd bij eiseres, waarbij identiteitsbewijzen van zeven werknemers werden gevorderd. Eiseres heeft niet voldaan aan deze vordering, wat leidde tot de boete. De rechtbank oordeelde dat de overtredingen met betrekking tot twee werknemers (M2 en M5) terecht waren vastgesteld, maar dat voor de werknemers M3 en M4 sprake was van verminderde verwijtbaarheid, omdat eiseres later alsnog identiteitsbewijzen had overgelegd. De rechtbank heeft de boete uiteindelijk vastgesteld op €12.000,- en het bestreden besluit vernietigd. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het griffierecht. De rechtbank concludeerde dat de redelijke termijn niet was overschreden, omdat de uitspraak binnen twee jaar na het primaire besluit was gedaan.