ECLI:NL:RBDHA:2023:17768

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
10384897 EJ VERZ 23-72778, 10384898 EJ VERZ 23-72779
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over de handelwijze van de beschermingsbewindvoerder in relatie tot schuldhulpverlening en letselschade-uitkering

In deze zaak heeft de huidige beschermingsbewindvoerder een klacht ingediend tegen de voormalige beschermingsbewindvoerder. De klacht betreft de manier waarop de voormalige bewindvoerder betrokkenen heeft doorgeleid naar schuldhulpverlening en de WSNP, wat volgens klager heeft geleid tot het niet kunnen benutten van voorschotten op een letselschade-uitkering. De klacht is op 9 maart 2023 ingediend en de zaak is behandeld op 3 november 2023. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de klacht onvoldoende onderbouwd is en heeft deze ongegrond verklaard.

De feiten van de zaak zijn als volgt: bij beschikkingen van de kantonrechter te 's-Gravenhage zijn de goederen van betrokkenen onder bewind gesteld wegens verkwisting en problematische schulden. De voormalige bewindvoerder is op 16 januari 2023 ontslagen en klager is aangesteld als opvolgend bewindvoerder. Klager stelt dat de voormalige bewindvoerder te snel betrokkenen heeft aangemeld voor schuldhulpverlening, terwijl er nog een letselschadezaak liep. Dit heeft geleid tot financiële problemen voor betrokkenen, die niet konden beschikken over de voorschotten van de verzekeringsmaatschappij.

De voormalige bewindvoerder heeft in haar verweer aangegeven dat de situatie acuut was en dat er snel gehandeld moest worden om een dreigende woningontruiming te voorkomen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de klacht niet voldoende onderbouwd is en dat er geen bewijs is dat de voormalige bewindvoerder tekort is geschoten in haar handelen. De kantonrechter heeft klager en betrokkenen geadviseerd om een verzoek in te dienen om verweerster te veroordelen in de schade, maar klager heeft ervoor gekozen om op de klacht te beslissen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de klacht ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats 's-Gravenhage
DL
Zaaknrs.: 10384897 EJ VERZ 23-72778, 10384898 EJ VERZ 23-72779
BM-nummers: 26135, 26136
Datum: 20 november 2023

Beschikking

op de klacht van:

[klager] h.o.d.n. [A] t.h.o.d.n. [B],

postadres: postbus [00000], [postcode en plaats],
hierna te noemen: klager,
tegen

[verweerster] B.V.,

postadres: postbus [000], [postcode02 en plaats02],
hierna te noemen: verweerster.
met betrekking tot de beschermingsbewinden van:

[betrokkene01],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum01] 1981,
en
[betrokkene02],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum02] 1983,
beiden wonende te [postcode, woonplaats en adres],
hierna te noemen: betrokkenen.

Procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de klacht, op 9 maart 2023 per email ingediend, en de reactie van verweerster van 6 juli 2023.
De zaak is behandeld ter zitting van 3 november 2023. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.

Feiten

Bij beschikkingen van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 22 november 2021 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkenen onder bewind gesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden, met aanstelling van verweerster tot bewindvoerder.
Bij beschikkingen van 29 december 2022 is verweerster met ingang van 16 januari 2023 ontslagen als bewindvoerder en is klager tot opvolgend bewindvoerder aangesteld.
Bij vonnis van 16 januari 2023 zijn betrokkenen toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

De klacht

Klager stelt, samengevat, het volgende.
Na onderbewindstelling heeft verweerster ervoor gekozen om betrokkenen bijna direct aan te melden voor een schuldhulpverleningstraject (MSNP), terwijl het dossier alles behalve stabiel was. Meneer had letselschade opgelopen en daarover liep een letselschadezaak. De aanmelding bij schuldhulpverlening had grote gevolgen voor betrokkenen, omdat ze niet konden beschikken over de voorschotten die door de verzekeringsmaatschappij werden uitgekeerd. Dat geld was wel nodig om het herstel van meneer te bevorderen. Betrokkenen hebben meerdere malen noodkreten geuit naar verweerster en gevraagd om extra geld, maar verweerster antwoordde dat nu er een MSNP was gestart onduidelijk was of dat geld mocht worden uitgegeven. Dus kwam verweerster met het voorstel om een WSNP te starten en de rechter hierover te laten beslissen. Het probleem werd dus doorgeschoven naar de WSNP-bewindvoerder en de rechter-commissaris. Betrokkenen is hierdoor veel leed aangedaan, zij zijn veel tijd kwijtgeraakt en zij werden niet geholpen.
Voor betrokkenen was dit aanleiding om ontslag van verweerster als bewindvoerder te verzoeken. Verweerster weigerde daaraan mee te werken, uiteindelijk werd het ontslag toch toegewezen op 16 januari 2023. Klager werd verrast, want hij mocht gelijk op die datum een WSNP-zitting bijwonen, waarvan hij niet tevoren op de hoogte was gebracht door verweerster. De overdracht van het dossier is ook niet soepel verlopen. Zo is geen gehoor gegeven aan het verzoek van klager om alvast wat geld over te maken, omdat de overname van de bankrekeningen altijd even duurt, zoals elke bewindvoerder weet. Ook mocht klager de administratie van verweerster doen, omdat ze wel geld wilde innen, maar het aanvragen van bijzondere bijstand liever aan de opvolgende bewindvoerder overliet.

Het verweer

Verweerster voert, samengevat, het volgende verweer.
Betrokkenen zijn bij verweerster aangemeld door de ambulante begeleiding vanuit Impegno.
Daar er sprake was van een dreigende woningontruiming, afsluiting van de energie en de internetaansluiting heeft het intakegesprek met spoed plaatsgevonden met betrokkenen en hun begeleiding vanuit Impegno. In dit gesprek zijn alle onderwerpen m.b.t. beschermingsbewind, schuldhulpverlening en de schadevergoeding uitvoerig besproken. Daar er niet geriskeerd kon worden dat een gezin met minderjarige kinderen op straat zou komen te staan, is er in overleg met betrokkenen voor gekozen om direct een schuldenregeling in te zetten met daarbij een mogelijkheid tot een moratorium. Enkel beschermingsbewind was niet meer voldoende om de maatregelen vanuit de schuldeisers te stoppen. De situatie werd acuut op 19 november 2022 toen Evides het water wilde gaan afsluiten.
Toen de verzekeringsmaatschappij voorschotten op de schadevergoeding ging uitkeren was niet duidelijk of het bedrag op verlies aan inkomen en/of vergoeding van immateriële schade zag. Een letselschade-uitkering valt in beginsel in de boedel voor de schuldeisers. De voorschotten werden daarom door de bewindvoerder op een spaarrekening geparkeerd, totdat duidelijk zou zijn wat ermee mocht gebeuren.
Klager heeft verweerster op 29 juli 2022 per email benaderd met het bericht dat betrokkenen wilden overstappen. Verweerster heeft destijds aangegeven dat een overstap niet zinvol leek, daar zij middenin een schuldentraject zaten en hierbij de benodigde stukken weigerden aan te leveren. Een overstap zou enkel meer vertraging opleveren in het schuldentraject. De beschikking tot overname van het bewind is door de rechtbank op 30 december 2022 per post naar verweerster verstuurd. Zij heeft die op 3 januari 2023 ontvangen en ook direct doorgemaild naar klager. Vervolgens werd op 9 januari 2023 een reactie van klager ontvangen op dit bericht. Op 10 januari 2023 is het dossier overdragen aan klager.

Beoordeling

De klachtprocedure is met name bedoeld om klachten tijdens de aanstelling van de bewindvoerder te behandelen, zodat – bij een gegronde klacht – de handelwijze van de bewindvoerder wijzigt/verbetert. De klacht kan ook een voorbode tot ontslag van de bewindvoerder zijn als de klacht niet kan worden opgelost of er sprake blijkt te zijn van een ernstige tekortkoming van de bewindvoerder.
In dit geval klaagt de opvolgend bewindvoerder over de reeds ontslagen bewindvoerder. Het doel van de klachtprocedure om het handelen van de bewindvoerder tijdens het bewind van betrokkenen te verbeteren is er dus niet meer. Klager heeft gesteld dat de klacht met name bedoeld is om verweerster door de kantonrechter meer in het algemeen te laten aanspreken op ernstig tekortschieten, opdat andere cliënten van verweerster niet in dezelfde situatie als betrokkenen terecht zullen komen.
Het is de vraag of daarvoor op dit moment voldoende grond is. Voor de kantonrechter is op dit moment namelijk onvoldoende duidelijk of verweerster in dit geval daadwerkelijk tekort is geschoten. De letselschade-uitkering valt tijdens de schuldsanering in de boedel voor de schuldeisers. Alleen als sprake is van materiële kosten die gemaakt moeten worden in verband met herstel van betrokkene, die niet vergoed worden door de zorgverzekering, kunnen die kosten, indien met bewijsstukken onderbouwd, vergoed worden uit de ontvangen letselschade-uitkering. Bij twijfel zou de bewindvoerder om machtiging van de kantonrechter kunnen verzoeken (als (nog) geen sprake is van WSNP).
Vooralsnog is niet aangetoond dat betrokkenen concrete verzoeken aan verweerster hebben gedaan, die aan bovengenoemd criterium voldeden en daarom ten onrechte door verweerster zijn geweigerd.
De stelling van klager dat verweerster had moeten wachten met het toeleiden van betrokkenen naar MSNP en/of WSNP, zodat de voorschotten op de letselschade-uitkering wel volledig benut hadden kunnen worden door betrokkenen, is onjuist. Enerzijds zou een uitgegeven letselschade-uitkering in de weg kunnen staan aan toelating tot een schuldsaneringsregeling wegens benadeling van schuldeisers. Anderzijds heeft klager niet bestreden dat er sprake was van een urgente situatie die een moratorium, danwel een beroep op de WSNP noodzakelijk maakten.
De kantonrechter heeft klager en betrokkenen voorgehouden om een verzoek in te dienen om verweerster te veroordelen in de schade op grond van artikel 1:444 BW, danwel artikel 1:445, vijfde lid, BW juncto artikel 1:362 BW en dat verzoek dan goed met stukken te onderbouwen. Klager heeft aangegeven deze suggestie in overweging te nemen, maar heeft de kantonrechter verzocht om op de klacht te beslissen.
Gezien de beperkte onderbouwing van de klacht kan de kantonrechter op dit moment niet anders dan de klacht ongegrond verklaren.
Beslissing
De kantonrechter:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. de Loor, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2023.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.