ECLI:NL:RBDHA:2023:17768
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Klacht over de handelwijze van de beschermingsbewindvoerder in relatie tot schuldhulpverlening en letselschade-uitkering
In deze zaak heeft de huidige beschermingsbewindvoerder een klacht ingediend tegen de voormalige beschermingsbewindvoerder. De klacht betreft de manier waarop de voormalige bewindvoerder betrokkenen heeft doorgeleid naar schuldhulpverlening en de WSNP, wat volgens klager heeft geleid tot het niet kunnen benutten van voorschotten op een letselschade-uitkering. De klacht is op 9 maart 2023 ingediend en de zaak is behandeld op 3 november 2023. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de klacht onvoldoende onderbouwd is en heeft deze ongegrond verklaard.
De feiten van de zaak zijn als volgt: bij beschikkingen van de kantonrechter te 's-Gravenhage zijn de goederen van betrokkenen onder bewind gesteld wegens verkwisting en problematische schulden. De voormalige bewindvoerder is op 16 januari 2023 ontslagen en klager is aangesteld als opvolgend bewindvoerder. Klager stelt dat de voormalige bewindvoerder te snel betrokkenen heeft aangemeld voor schuldhulpverlening, terwijl er nog een letselschadezaak liep. Dit heeft geleid tot financiële problemen voor betrokkenen, die niet konden beschikken over de voorschotten van de verzekeringsmaatschappij.
De voormalige bewindvoerder heeft in haar verweer aangegeven dat de situatie acuut was en dat er snel gehandeld moest worden om een dreigende woningontruiming te voorkomen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de klacht niet voldoende onderbouwd is en dat er geen bewijs is dat de voormalige bewindvoerder tekort is geschoten in haar handelen. De kantonrechter heeft klager en betrokkenen geadviseerd om een verzoek in te dienen om verweerster te veroordelen in de schade, maar klager heeft ervoor gekozen om op de klacht te beslissen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de klacht ongegrond verklaard.