ECLI:NL:RBDHA:2023:17757
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure wegens vermeende partijdigheid en te late indiening van het wrakingsverzoek
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2023 uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich niet-ontvankelijk verklaard zag in zijn verzoek. Het wrakingsverzoek was ingediend tegen mr. D.R. van der Meer, rechter in de rechtbank, en betrof een procedure waarin verzoeker betrokken was bij verschillende bestuursrechtelijke zaken tegen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het verzoek tot wraking was ingediend meer dan een maand na de zitting van 8 december 2022, waar de verzoeker zijn bezwaren tegen de rechter had kunnen uiten. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien de verzoeker geen redelijke verklaring had gegeven voor het tijdsverloop. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van bijzondere omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De verzoeker had aangevoerd dat de rechter vooringenomen was en dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om juridische bijstand te zoeken. De wrakingskamer oordeelde echter dat de verzoeker, door niet tijdig te reageren op zijn vermoedens van partijdigheid, zelf verantwoordelijk was voor de te late indiening van het verzoek. De beslissing van de wrakingskamer was dat verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek en dat de procedures in de hoofdzaak voortgezet zouden worden.