ECLI:NL:RBDHA:2023:17716

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
NL23.27730 en NL23.27733
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en verlenging van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 24 februari 2023 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en werd op 17 augustus 2023 met maximaal twaalf maanden verlengd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 25 september 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er zicht op uitzetting naar Marokko is. Eiser voerde aan dat er geen zicht was op uitzetting, omdat de Marokkaanse autoriteiten niet hadden gereageerd op verzoeken om een laissez-passer. De rechtbank oordeelde echter dat de enkele omstandigheid dat er geen reactie was, niet uitsluit dat de autoriteiten alsnog tot afgifte van een laissez-passer overgaan. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de voortduring van de maatregel van bewaring en het verlengingsbesluit proportioneel waren. Eiser had geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die een andere afweging rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen de beslissing over het verlengingsbesluit.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27730 en NL23.27733
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Drenth), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Verweerder heeft op 24 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 17 augustus 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd, ingaande op 23 augustus 2023.
Eiser heeft op 5 september 2023 tegen het voortduren van de maatregel en tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft op 6 september 2023 een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd op 11 september 2023.
Op 14 september 2023 heeft verweerder gereageerd op de gronden van beroep.
De rechtbank heeft het beroep op 25 september 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. V. Senczuk, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Hamidi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1992.
Inleiding
2. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij de op 24 februari 2023 aan eiser opgelegde maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 19 juli 20231 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek, op 19 juli 2023, dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was.
Beoordeling voortduren van de maatregel van bewaring
Zicht op uitzetting
4. Eiser voert aan dat er in zijn geval geen zicht is op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn. Sinds de indiening van de aanvraag voor een laissez-passer (lp) is niets vernomen van de Marokkaanse autoriteiten. Er heeft ook nog geen presentatie plaatsgevonden, ondanks diverse rappels. In de voortgangsrapportage staat bij 16 augustus 2023 vermeld dat op 12 juli 2023 bij de Marokkaanse autoriteiten aandacht zou zijn gevraagd voor de zaak van eiser. Het is echter niet duidelijk hoe deze data zich verhouden tot de rappels. Eiser betwist ook dat deze werkwijze in meerdere zaken zou hebben geleid tot afgifte van een lp.
5. De rechtbank oordeelt als volgt. In de uitspraak van 14 november 20222 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat er in beginsel zicht op uitzetting is naar Marokko. In de zaak van eiser hebben de Marokkaanse autoriteiten niet kenbaar gemaakt dat er voor eiser geen lp zal worden verstrekt. De enkele omstandigheid dat de Marokkaanse autoriteiten sinds 1 maart 2023 niet hebben gereageerd richting verweerder, sluit zeker niet uit dat de Marokkaanse autoriteiten alsnog tot lp-verstrekking zullen overgaan. Verweerder is afhankelijk van de Marokkaanse autoriteiten en heeft op 5 en op 12 juli 2023 extra aandacht gevraagd voor de lopende zaken, waaronder die van eiser. Verweerder heeft ter zitting met cijfers onderbouwd dat wel degelijk lp’s worden afgegeven. De rechtbank concludeert dan ook dat er onverkort zicht op zijn uitzetting naar Marokko is. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel/belangenafweging
6. Eiser voert aan dat de voortduring van de maatregel van bewaring en het opleggen van het verlengingsbesluit niet proportioneel is. Er is sprake van een periode van meer dan zes maanden. Volgens de voortgangsrapportage zou op 6 september 2023 een verzwaarde belangenafweging zijn gemaakt, maar dit is niet toegelicht. Verweerder heeft daarom ook ten onrechte niet gemotiveerd dat niet kon worden volstaan met een lichter middel. Verder legt verweerder in het verweerschrift teveel nadruk op de plicht van eiser om mee te werken aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit.
7. De rechtbank oordeelt als volgt. In de uitspraak van 19 juli 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze
1. NL23.19533.
bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. Eiser heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen, op grond waarvan verweerder sinds 19 juli 2023 tot een andere afweging had moeten komen.
Uit de voortgangsrapportage blijkt dat regelmatig (vertrek)gesprekken met eiser worden gehouden en dat eiser (nog steeds) niet naar Marokko wenst terug te keren. In deze omstandigheden heeft verweerder de voor eiser nadelige belangenafweging terecht ongewijzigd gelaten. Het voortgangsrapport en het verlengingsbesluit maken dit afdoende inzichtelijk. Verweerder mocht bij de belangenafweging ook meewegen dat eiser niet meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit en aan het overleggen van documenten en bescheiden waarom verweerder heeft verzocht.. De beroepsgrond slaagt niet.
Beoordeling van het verlengingsbesluit
8. De gronden van eiser tegen het verlengingsbesluit zijn gelijkluidend aan de gronden die eiser heeft aangevoerd tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Anders dan eiser stelt, is het verlengingsbesluit naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd. Uit wat hiervoor is overwogen volgt verder dat de beroepsgronden van eiser niet slagen.
Ambtshalve toets
9. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de (voortduring van de) maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
10. De beroepen zijn ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
02 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: