ECLI:NL:RBDHA:2023:17711

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
23/3718
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing Wob-verzoek inzake informatie over waterafvoer en watercompensatie bij Multifunctionele Accommodatie in Zwammerdam

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn Wob-verzoek door het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland. Eiser verzocht om informatie over de gevolgen van de realisatie van een Multifunctionele Accommodatie (MFA) aan de Spoorlaan in Zwammerdam voor de waterafvoer en watercompensatie. Het college had aanvankelijk het verzoek afgewezen, maar later het bezwaar van eiser gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen, om het Wob-verzoek opnieuw af te wijzen. Eiser betwistte dat het college een volledige zoekslag had verricht en stelde dat er interne documenten moesten zijn over de waterafvoer. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het college aanvankelijk niet voldoende had gezocht naar de gevraagde documenten. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. De rechtbank oordeelde dat het college inmiddels voldoende zoekslagen had verricht en dat het niet aannemelijk was dat er nog documenten zouden worden aangetroffen. Eiser kreeg recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3718

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: F. van der Tempel),
en

het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland, verweerder

(gemachtigde: mr. G.V.A van der Klein).

Procesverloop

In het besluit van 15 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) afgewezen.
In het besluit van 11 mei 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. In het afzonderlijk besluit van 11 mei 2022 heeft verweerder het Wob-verzoek opnieuw afgewezen (hierna gezamenlijk: het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder zijn verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en verweerder de gelegenheid geboden om binnen drie weken mede te delen of de door eiser ter zitting genoemde uitspraken van de hoogste bestuursrechter en de bij de gemeente op te vragen stukken aanleiding geven voor een aanvullende zoekslag.
Verweerder en eiser hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft de behandeling ter zitting op 16 augustus 2023 voortgezet. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.W. ten Heuw.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft verweerder op grond van de Wob verzocht om informatie uit de jaren 2017 tot en met 2021 over de gevolgen van de realisatie van een Multifunctionele Accommodatie (MFA) aan de Spoorlaan in Zwammerdam voor de waterafvoer en de watercompensatie. Eiser heeft daarbij onder meer gewezen op correspondentie van medewerkers van verweerder met medewerkers van de gemeente Alphen aan den Rijn, correspondentie tussen medewerkers onderling en andere interne documenten.
2. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat hij niet over de gevraagde documenten beschikt en daarom niet aan het Wob-verzoek kan voldoen. Verweerder heeft het daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en overwogen dat hij het primaire besluit beter had moeten motiveren. Ook heeft verweerder overwogen dat hij ten onrechte niet al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om de documenten alsnog te achterhalen. [1] Nu de gemeente deze documenten al aan eiser heeft verstrekt, ziet verweerder hiertoe evenwel geen aanleiding meer. Verweerder heeft het primaire besluit herroepen en het Wobverzoek, met een verbeterde motivering, opnieuw afgewezen. [2]
Wat vindt eiser?
3. Eiser betoogt dat verweerder in het kader van een volledige heroverweging in bezwaar ten onrechte niet een volledige nieuwe zoekslag heeft gemaakt. Bij de zoekslag hangende bezwaar heeft verweerder alleen gezocht in bestanden van de gebiedscoördinator Alphen aan den Rijn en het postregistratiesysteem. Gelet op de gebrekkige archivering bij verweerder had verweerder hier niet mee mogen volstaan. Er waren veel meer medewerkers van verweerder bij het onderwerp betrokken. Ook heeft verweerder niet naar documenten gezocht in de bestanden van de bestuurders en directie van het Hoogheemraadschap van Rijnland en van de teamleider Juridische Zaken en Vastgoed en van Vergunningverlening. Ook heeft verweerder niet op juiste wijze in de e-mails gezocht. Verweerder had alle emails van en naar de gemeente Alphen aan den Rijn moeten verzamelen en vervolgens moeten bezien of deze onder het Wob-verzoek van eiser vallen. Uit het onderwerp van de emails is niet altijd duidelijk op te maken of deze informatie bevatten die relevant zijn voor het Wob-verzoek. Verweerder heeft met te weinig en te algemene trefwoorden gezocht. Verweerder heeft ook ten onrechte niet aangegeven hoeveel documenten zijn gevonden met die trefwoorden.
Eiser betwist dat er geen interne documenten zijn over de waterafvoer aan en rond de Spoorlaan, nu daar in de praktijk problemen mee zijn. Ook heeft verweerder niet aangegeven hoeveel documenten ten onrechte zijn gewist en heeft hij geen moeite gedaan deze documenten terug te vinden. Verweerder heeft ook niet bij de medewerkers nagevraagd of zij via hun privé-computer of telefoon met de gemeente hebben gecorrespondeerd.
Verweerder had alsnog de documenten moeten opvragen bij de gemeente Alphen aan den Rijn, ondanks dat eiser deze documenten al van de gemeente had ontvangen. Verweerder had dan de voor eiser weggelakte namen en e-mailadressen als trefwoorden kunnen gebruiken. Ook wijst eiser erop dat hij heeft verzocht om informatie en correspondentie tussen 2017 en 2021, terwijl hij van de gemeente alleen een e-mailwisseling uit de jaren 2018 en 2019 heeft ontvangen.
Schorsing van het onderzoek ter zitting.
4. Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven bereid te zijn om te bezien of de door eiser genoemde uitspraken van de hoogste bestuursrechter [3] aanleiding geven een aanvullende zoekslag uit te voeren in de e-mailboxen van de teamleider Vergunningen en bestuurs- en directieleden. Ook heeft verweerder zich bereid verklaard om reeds bij eiser bekende geanonimiseerde stukken bij de gemeente op te vragen om te bezien of op basis van de door de gemeente weggelakte namen van werknemers een aanvullende zoekslag in de rede ligt. Verweerder zal daarbij ook de door eiser genoemde stukken van het bestemmingsplan opvragen.
5. Op 28 maart 2023 heeft verweerder aan de rechtbank medegedeeld dat de gemeente niet bereid is om de gevraagde stukken aan verweerder te overleggen, omdat eiser deze stukken al in zijn bezit heeft. Eiser heeft hierop, kort weergegeven, gereageerd dat het verzoek van verweerder aan de gemeente te beperkt is geweest en daarin de nodige informatie ontbreekt. Verweerder heeft volgens eiser daarmee niet voldaan aan de ter zitting gedane toezeggingen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Het is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter dat bij de bepaling van de reikwijdte van het verzoek de gebruikte bewoordingen en de context waarin het verzoek wordt gedaan worden betrokken. Uitbreiding of aanvulling van een Wob-verzoek in de bezwaarfase verdraagt zich niet met het wettelijk stelsel, waarbij een bestuursorgaan een besluit op een Wob-verzoek neemt en een eventueel gemaakt bezwaar nog steeds op het oorspronkelijke verzoek betrekking heeft. [4]
7. In het Wob-verzoek heeft eiser verzocht om openbaarmaking van de documenten zoals genoemd in rechtsoverweging 1. Voor zover eiser in zijn bezwaarschrift heeft aangegeven dat zijn Wob-verzoek ook ziet op documenten over de waterafvoer en de watercompensatie aan de Spoorlaan te Zwammerdam en op informatie en documenten over de MFA Spoorlaan van medewerkers die niet betrokken zijn geweest bij het overleg met de gemeente over het bestemmingsplan MFA, overweegt de rechtbank dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat dit een uitbreiding is van het oorspronkelijke Wobverzoek. Voor zover eiser hier ook al op had gewezen in zijn ingebrekestelling voor het primaire besluit, overweegt de rechtbank dat een ingebrekestelling tot doel heeft een bestuursorgaan ertoe te bewegen alsnog een besluit te nemen. Een ingebrekestelling is niet bedoeld voor het uitbreiden of aanvullen van een Wob-verzoek. De omstandigheid dat verweerder in het bestreden besluit te kennen heeft gegeven deze uitbreiding voor de volledigheid wel in de zoekslag te hebben betrokken, maakt het voorgaande niet anders. Verweerder heeft daarvoor immers overwogen het advies van de adviescommissie te volgen dat de reikwijdte van het oorspronkelijke verzoek kan worden aangehouden. Voor zover eiser heeft betwist dat er geen interne documenten zijn over de waterafvoer rond de Spoorlaan, nu daar in de praktijk problemen mee zijn, overweegt de rechtbank dat dit ziet op documenten die vallen buiten de reikwijdte van het Wobverzoek en daarmee buiten de omvang van het geschil.
8. Volgens vaste rechtspraak is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer bij hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch bij dat bestuursorgaan berust. De rechter beoordeelt of het door het bestuursorgaan verrichte onderzoek zorgvuldig en volledig is geweest, waarbij het bestuursorgaan moet aangeven hoe naar de documenten is gezocht. [5]
Voor zover openbaarmaking wordt verzocht van documenten die niet (meer) bij het bestuursorgaan berusten maar bij het bestuursorgaan hadden behoren te berusten, mag van dit bestuursorgaan worden verwacht dat het al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze documenten alsnog te achterhalen. [6]
9. Verweerder heeft in zijn verweerschrift op het bezwaar van eiser en tijdens de hoorzitting in bezwaar toegelicht op welke wijze naar de gevraagde documenten is gezocht. Zo heeft verweerder uitgelegd dat is gezocht op de termen “MFA” en “Spoorlaan” en dat is gezocht in diverse opslagsystemen, waaronder het postregistratiesysteem. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat het postregistratiesysteem niet alleen een verzendregistratiesysteem is, maar ook ziet op archivering. Ook heeft verweerder gezocht in de digitale bestanden van (ex) medewerkers die bij de MFA betrokken zijn geweest, waaronder de vergunningverleners en de gebiedscoördinator. Verweerder heeft verder de afdeling ICT benaderd om te zoeken in back-ups, maar dit bleek niet mogelijk. Daarnaast heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met de vergunningverlener die zich destijds met deze zaak bezig hield. Verder heeft verweerder te kennen gegeven dat alle mogelijkheden die door de gemachtigde van eiser zijn genoemd, zijn doorgenomen, en dat er zelfs is gezocht op watergangnummers en codes. Ook heeft verweerder erop gewezen dat de MFA tijdens de jaarlijkse overleggen op bestuurlijk niveau met de gemeente nooit op de agenda heeft gestaan en niet terugkomt in de verslagen van deze overleggen, maar dat er mogelijk mondeling over is gesproken tijdens het waterspreekuur. Hier is geen documentatie van. In het bestreden besluit heeft verweerder nog aangegeven dat in het postregistratiesysteem en het bestandssysteem van de gebiedscoördinator nog een extra zoekslag heeft plaatsgevonden met de zoektermen “waterafvoer”, “watercompensatie” en “Spoorlaan”. In het verweerschrift in beroep heeft verweerder aangegeven dat deze zoekslag ook heeft plaatsgevonden in de genoemde systemen van andere medewerkers die bij het dossier betrokken zijn geweest. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn standpunt dat verweerder alleen in de bestanden van de gebiedscoördinator en het postregistratiesysteem zou hebben gezocht of van te weinig en te algemene trefwoorden gebruik zou hebben gemaakt. Verweerder heeft geen aanleiding gezien te zoeken in de bestanden van de bestuurders en directie van het Hoogheemraadschap en van de teamleider Vergunningverlening.
10. In haar uitspraak van 26 april 2022 [7] heeft de hoogste bestuursrechter overwogen dat de omstandigheid dat een Wob-verzoek zich niet uitstrekt tot de e-mails van de leden van het college, op zichzelf niet betekent dat in de mailboxen van die leden niet anderszins informatie kan zitten die wel onder het bereik van het Wob-verzoek valt, zoals in bij de emails gevoegde bijlagen. Eiser heeft hiernaar tijdens de eerste zitting verwezen. Verweerder heeft hierin aanleiding gezien de e-mailaccounts van twee betrokken bestuursleden alsnog te doorzoeken. Ook heeft verweerder gezocht in een digitaal documentatiesysteem waar bestuurlijke stukken in worden opgeslagen en is de afdeling Vergunningverlening & Handhaving nogmaals verzocht te zoeken naar relevante stukken. Er is echter niets gevonden. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het door verweerder aanvankelijk verrichtte onderzoek onvolledig is geweest. Het beroep is in zoverre gegrond.
11. De rechtbank is van oordeel dat er aanvankelijk voor verweerder geen aanleiding bestond om de door eiser verzochte documenten bij de gemeente op te vragen. Het was verweerder bekend dat eiser de documenten over de correspondentie tussen verweerder en de gemeente al via een Wob-verzoek van de gemeente had ontvangen. Eiser heeft dit immers in een ingebrekestelling kenbaar gemaakt. Hieruit bleek evenwel niet dat het Wobverzoek van eiser aan de gemeente op een kortere tijdsperiode zag dan zijn Wobverzoek aan verweerder en dat eiser van de gemeente alleen een e-mailwisseling uit de jaren 2018 en 2019 had ontvangen.
12. Ten aanzien van het betoog van eiser dat het verzoek van verweerder aan de gemeente te beperkt en onvoldoende specifiek is geweest en dat verweerder daarmee niet heeft voldaan aan de ter zitting gemaakte afspraken, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat verweerder de gemeente heeft verzocht om alle correspondentie met betrekking tot de MFA. Verweerder heeft echter niet aan de gemeente uitgelegd waarom zij die stukken (ongelakt) wil krijgen, zoals wel tijdens de zitting was toegezegd. Een dergelijke uitleg had mogelijk tot een ander antwoord van de gemeente geleid. Ook heeft eiser er terecht op gewezen dat verweerder ter zitting heeft toegezegd de door eiser gevraagde documenten over het concept bestemmingsplan te zullen opvragen bij verweerder, maar dit niet heeft gedaan. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet voldaan aan de in de schorsingsbeslissing neergelegde afspraken. Het beroep is ook in zoverre gegrond.
13. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank ziet evenwel aanleiding de rechtsgevolgen daarvan in stand te laten. [8] Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder inmiddels veel zoekslagen verricht, waaronder in de e-mailaccounts bij de bestuurders. In de e-mailbox van één van de bestuurders zijn vier, al openbare, nieuwsbrieven van de gemeente Alphen aan den Rijn aangetroffen. Deze heeft verweerder overgelegd, maar hierin staat geen informatie die ziet op het Wob-verzoek van eiser. Gelet op de reeds gedane zoekslagen acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verweerder op basis van de documenten van de gemeente zelf alsnog meer documenten zal aantreffen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om verweerder op te dragen opnieuw de correspondentie bij de gemeente op te vragen. Hetzelfde geldt voor het concept bestemmingsplan. Verweerder heeft op de nadere zitting verklaard dat ontwerp bestemmingsplannen worden besproken op het waterspreekuur. Hiervoor geldt ook een vrije inloop, waardoor ook niet-geagendeerde zaken kunnen worden besproken. Tijdens het waterspreekuur wordt volgens verweerder aan de gemeente meegegeven waarop in zijn algemeenheid moet worden gelet bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Als er extra aandacht nodig is, zullen extra overleggen daarover plaatsvinden. Nu verweerder geen documenten heeft aangetroffen waaruit blijkt dat dergelijke extra overleggen hebben plaatsgevonden, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat uit het concept bestemmingsplan zal blijken hoe verweerder op het concept bestemmingsplan heeft gereageerd.
15. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend (1 punt) en heeft aan de zittingen van de rechtbank deelgenomen (1,5 punt). De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.092,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 11 mei 2022;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.092,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Onder verwijzing naar de uitspraak van 30 september 2009 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling), ECLI:NL:RVS:2009:BJ8916.
2.Per 1 mei 2022 is de Wet open overheid (hierna: Woo) in werking getreden. De Woo heeft directe werking en het bestreden besluit had dan ook op grond van de Woo moeten worden genomen, in plaats van op grond van de Wob. Nu verweerder ter zitting te kennen heeft gegeven dat het besluit op grond van de Woo niet anders zou zijn, ziet de rechtbank geen aanleiding hier consequenties aan te verbinden.
3.Uitspraken van de Afdeling van 26 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1223 (ro. 8.3) en van ECLI:NL:RVS:2023:688.
4.Onder meer de uitspraak van de Afdeling van 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:190.
5.Uitspraak van de Afdeling van 25 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:263.
8.Artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb.