In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die op 1 november 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd aan eiser. Eiser, die stelt Syrische nationaliteit te hebben, heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 8 november 2023 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank constateerde dat er een gebrek was in het voortraject, omdat in het proces-verbaal van het gehoor voorafgaand aan de maatregel niet was opgenomen waarom geen lichter middel was opgelegd. Echter, de rechtbank oordeelde dat dit gebrek de bewaring niet onrechtmatig maakte, omdat de belangenafweging in het voordeel van de staatssecretaris uitviel.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen, waaronder de vaststelling van de identiteit en nationaliteit van eiser. De rechtbank concludeerde dat de zware gronden, zoals het niet op de juiste wijze binnenkomen van Nederland en het onttrekken aan toezicht, feitelijk juist waren. Eiser had geen geldig identiteitsdocument bij zich en had eerder Nederland verlaten zonder de juiste procedures te volgen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht een risico op onttrekking aan het toezicht had aangenomen en dat er geen lichter middel beschikbaar was dat dit risico zou ondervangen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Wel werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.