Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2023 in de zaak tussen
[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
30 november 2021. Gelet hierop bestond er ten tijde van de inbewaringstelling een concreet aanknopingspunt voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening. Uit de stukken en het verhandelde op de zitting blijkt dat er eerder een claim is gelegd in Zwitserland, welke is afgewezen omdat eiser heeft verklaard dat hij al twee jaar werkte en woonde in Frankrijk, waardoor het Zwitserland onwaarschijnlijk leek dat hij geen verblijfsvergunning had in Frankrijk. Daarop hebben de Zwitserse autoriteiten aan Nederland gevraagd om de Franse autoriteiten te verzoeken voor overname. Vervolgens heeft de staatssecretaris bij de Franse autoriteiten informatie opgevraagd over de verblijfstatus van eiser in Frankrijk. De Franse autoriteiten hebben op 30 oktober 2023 de staatssecretaris laten weten dat eiser geen verblijfsrecht heeft (gehad) in Frankrijk. Hij heeft alleen op 21 november 2022 een bevel gekregen van de Franse autoriteiten om het Franse grondgebied te verlaten. Daarop is op
31 oktober 2023 een tweede claim (second opinion) bij de Zwitserse autoriteiten gelegd. De Zwitserse autoriteiten hebben veertien dagen de tijd om te reageren op dit claimverzoek. Op het moment van het sluiten van het onderzoek op de zitting was die reactietermijn nog niet verstreken. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het zicht op overdracht niet ontbreekt. Het betoog van eiser dat het zicht op overdracht ontbreekt omdat er meer dan veertien dagen zijn verstreken zonder dat de staatssecretaris een document heeft aangevraagd bij de Algerijnse ambassade, maakt dit niet anders. Voor het zicht op uitzetting bij een inbewaringstelling op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw 2000 is het in dit verband voldoende dat het claimverzoek bij de Zwitserse autoriteiten ligt om het zicht op overdracht aan te nemen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
artikel 5 van het EVRM heeft eiser niet nader geconcretiseerd. Bij de overweging om een lichter middel op te leggen heeft de staatssecretaris in aanmerking mogen nemen dat ondanks dat eiser op 30 november 2021 een asielaanvraag heeft gedaan in Nederland en op 26 november 2022 voor de duur van twee jaar is gesignaleerd als “niet tot Schengengebied toe te laten vreemdeling”, hij ongeoorloofd is doorgereisd vanuit deze landen naar Nederland. Verder zijn eisers verklaringen tegenstrijdig over zijn medewerking aan de overdracht aan Zwitserland. Hij verklaart mee te willen werken aan de overdracht, maar zijn prioriteit lijkt te liggen bij zijn gezinsleven in Frankrijk. In het proces-verbaal van gehoor van 23 oktober 2023 verklaart eiser namelijk dat het plan bij vrijlating is om naar zijn gezin te gaan in Frankrijk om de huur te betalen omdat hij zich zorgen maakt om zijn kinderen. Het lichtere middel weegt niet op tegen de kans dat eiser op andere gedachten komt en zich weer aan het toezicht onttrekt. Gelet op het vorenstaande is de kans daarop groot.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
mr.S.M. Hampsink, griffier.