In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 28 mei 2022 ingediend, en volgens de geldende regelgeving moest verweerder uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Echter, door een besluit dat op 27 september 2022 van kracht werd, zijn de beslistermijnen voor asielaanvragen verlengd met negen maanden. Eiser heeft verweerder op 29 augustus 2023 in gebreke gesteld, maar er is geen besluit genomen binnen de gestelde termijn.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft besloten om verweerder een termijn van acht weken te geven om alsnog een besluit te nemen. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 209,25, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, en is openbaar gemaakt op 8 november 2023. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van zowel eiser als verweerder, waarbij de zorgvuldigheid van de besluitvorming door verweerder is benadrukt. De rechtbank heeft ook verwezen naar eerdere uitspraken die relevant zijn voor de toepassing van de wetgeving in deze zaak.