ECLI:NL:RBDHA:2023:17466

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
NL23.34505
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring - gronden betwist - lichter middel - ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die op 30 oktober 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd aan de eiser. De eiser, die de Ethiopische nationaliteit heeft, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De eiser heeft betwist dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht zware gronden aan de maatregel ten grondslag had gelegd. De rechtbank concludeerde dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestond, en dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat een lichter middel niet doeltreffend zou zijn. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was tot het moment van het sluiten van het onderzoek. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34505

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: F. van de Kamp).

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 3 november 2023 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 6 november 2023 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 8 november 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1990 en de Ethiopische nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening [2] en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden [3] vermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;- 3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;- 3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden [4] vermeld dat eiser:
- 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;- 4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwist alle zware aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden. Ten aanzien van de zware grond 3a stelt eiser dat het ontbreken van een paspoort hem niet kan worden tegengeworpen, omdat hij zich na binnenkomst in Nederland onverwijld heeft gemeld voor internationale bescherming. Wat betreft zware grond 3b stelt eiser dat hij zich niet aan het toezicht heeft onttrokken sinds hij zijn laatste asielaanvraag heeft ingediend. Ook betwist eiser dat hij onjuiste gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit. In Frankrijk is de namenreeks niet juist genoteerd. Eiser stelt dat hij enkel heeft aangegeven niet terug te willen keren naar Frankrijk, maar dat niet is gesteld of gebleken dat hij daadwerkelijk niet zal meewerken aan een overdracht. Daarom kunnen de zware gronden 3e en 3k hem niet worden tegengeworpen.
4. Verweerder heeft terecht de zware grond 3a aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegd. Verweerder mag bij het tegenwerpen van onder meer de zware gronden 3a en 3b volstaan met een toelichting waaruit blijkt dat deze grond zich feitelijk voordoet. [5] Eiser heeft verklaard niet te beschikken over een paspoort. [6] Hij is Nederland dus niet op de voorgeschreven wijze binnengekomen en de zware grond 3a is daarmee feitelijk juist. Dat eiser zich na binnenkomst heeft gemeld om een verzoek om internationale bescherming te doen, doet daar niet aan af. Ook is niet in geschil dat eiser op of rond 25 november 2021 met onbekende bestemming is vertrokken en zich daarmee aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken. Dit maakt dat de zware grond 3b ook feitelijk juist is. Deze zware gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd over de zware gronden behoeft geen bespreking, omdat dit niet kan leiden tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig is.
Lichter middel
5. Eiser meent dat hij in aanmerking had moeten komen voor een lichter middel.
6. De rechtbank merkt allereerst op dat eiser verder niet heeft onderbouwd waarom verweerder een lichter middel had moeten toepassen. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen, is een risico op onttrekking aan het toezicht gegeven. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is om dit risico te ondervangen. Verweerder heeft al eerder een lichter middel toegepast door het opleggen van de meldplicht. Dit lichter middel heeft niet geleid tot het beoogde eindresultaat, de zelfstandige medewerking van eiser aan een overdracht aan de Franse autoriteiten.
Ambtshalve toets [7]
7. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
6.Pagina 5 van het proces-verbaal van het gehoor voorafgaand aan de maatregel van 30 oktober 2023 (M110).
7.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en - in aansluiting hierop - ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.