In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd aan de eiser. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. Eiser, die de Nigeriaanse nationaliteit heeft en geboren is in 1981, stelde dat hij niet op de hoogte was van zijn vertrekplicht en dat hij dacht nog 28 dagen te hebben om Nederland te verlaten. Hij voerde aan dat hij niet had willen terugkeren naar Duitsland vanwege medische redenen en dat hij altijd traceerbaar was geweest omdat hij in een asielzoekerscentrum verbleef.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat een lichter middel niet doeltreffend zou zijn om het risico op onttrekking te ondervangen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had betwist dat hij zich structureel niet beschikbaar had gesteld voor vertrekgesprekken en dat zijn stelling over de 28 dagen niet relevant was voor de maatregel van bewaring. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel feitelijk juist waren en voldoende waren toegelicht.
De rechtbank heeft ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.