ECLI:NL:RBDHA:2023:17449

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
C/09/646536/KG RK 23-536
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen de kantonrechter wegens vermeende vooringenomenheid

Op 9 mei 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van twee verzoekers tegen kantonrechter mr. M.E. Groeneveld-Stubbe. De verzoekers stelden dat de kantonrechter niet alle stukken had gelezen in hun zaak, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit geen onderbouwing vormt voor een schijn van vooringenomenheid. De verzoekers waren betrokken in een geschil over een gehuurde woning en voerden aan dat de kantonrechter te snel voorbijging aan bepaalde omstandigheden. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om te concluderen dat de onpartijdigheid in het geding is. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de behandeling van de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/59
zaak- /rekestnummer: C/09/646536 / KG RK 23-536
Beslissing van 9 mei 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

1.[verzoekers]

beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekers,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
strekkende tot de wraking van
mr. M.E. Groeneveld-Stubbe,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het proces-verbaal van 20 april 2023, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de grond daarvoor zijn vermeld.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met zaak-/ rolnummer 10207956 \ RL EXPL 22-18737 tussen verzoekers als eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie en [wederpartij in de hoofdzaak] als gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie (hierna: de hoofdzaak). In de hoofdzaak zijn geschillen aan de orde betreffende de door verzoekers van [wederpartij in de hoofdzaak] gehuurde woning.
2.2.
Verzoekers hebben blijkens het proces-verbaal aan hun wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat zij van mening zijn dat de kantonrechter niet alle stukken heeft gelezen.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De wrakingskamer stelt voorop dat de kantonrechter ten overvloede in het proces-verbaal heeft vermeld dat er niet specifiek is gevraagd wat de wrakingsgronden zijn, maar dat dit ook niet is vereist, in het geval verzoekers, zoals hier, de wrakingsgrond zelf al voldoende duidelijk naar voren hebben gebracht.
3.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond is. Verzoekers stellen dat zij menen dat de kantonrechter niet alle stukken heeft gelezen – ondanks dat de kantonrechter ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard dat zij dat wel heeft gedaan – maar dat vormt nog geen onderbouwing van enige schijn van vooringenomenheid, dan wel van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de kantonrechter.
3.4.
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer als volgt. Uit het proces-verbaal zou kunnen worden afgeleid dat deze wrakingsgrond moet worden bezien in het licht van het door de kantonrechter ter zitting gegeven voorlopig oordeel, nu verzoekers blijkens het proces-verbaal ter zitting hebben opgemerkt dat dit oordeel hen verbaast en dat de kantonrechter met dat oordeel te snel voorbijgaat aan een bepaalde omstandigheid.
Het in deze fase van de procedure geven van een voorlopig oordeel duidt echter nog niet op vooringenomenheid. De omstandigheid dat verzoekers menen dat dit oordeel onjuist is, kan daarvoor ook niet redengevend zijn.
3.5.
Het wrakingsverzoek is daarom ongegrond. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoekers p/a hun gemachtigde;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Keulen, R. Cats en M. Nijenhuis, in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.A.E. Scheers en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2023.
de griffier bij afwezigheid van de voorzitter is
deze beslissing ondertekend door
mr. R. Cats
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.