ECLI:NL:RBDHA:2023:17447

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
C/09/646084/KG RK 23-496
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van verzoekster tegen rechter mr. C.S.F. de Nijs wegens vermeende partijdigheid

Op 28 april 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, die zich niet-ontvankelijk verklaard zag omdat haar verzoek te laat was ingediend. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere zitting op 26 juli 2022, waarbij verzoekster zich niet gehoord voelde en geen vertrouwen had in de rechter, mr. C.S.F. de Nijs. Verzoekster had geen redelijke verklaring gegeven voor het tijdsverloop van bijna negen maanden tussen de zitting en het indienen van het wrakingsverzoek. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden bij objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid, en dat verzoekster haar verzoek tijdig had moeten indienen. Aangezien dit niet het geval was, werd het verzoek niet in behandeling genomen. De procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/58
zaak- /rekestnummer: C/09/646084 / KG RK 23-496
Beslissing van 28 april 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. C.S.F. de Nijs,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 18 april 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld, met als bijlage daarbij de door verzoekster ter zitting overgelegde brief.
1.2.
De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/605164 / FA RK 20-9396. Deze zaak betreft een informele rechtsingang. De minderjarige dochter van verzoekster heeft de rechter in een brief gevraagd haar hoofdverblijfplaats bij haar vader te bepalen en de co-ouderschapsregeling te wijzigen. Verzoekster is in deze procedure als belanghebbende aangemerkt evenals [belanghebbende] , de vader van de minderjarige dochter. Op 26 juli 2022 heeft in deze zaak een zitting plaatsgevonden, waarna op 30 augustus 2022 een tussenbeschikking is gewezen. Vervolgens heeft op 18 april 2023 nog een zitting plaatsgevonden. Op deze laatste zitting is het wrakingsverzoek gedaan.
2.2.
Uit het proces-verbaal van de zitting op 18 april 2023 en de ter zitting overgelegde brief van verzoekster volgt dat verzoekster op pagina 3 van de brief een wrakingsverzoek heeft gedaan. Uit de brief blijkt dat verzoekster een wrakingsverzoek doet omdat zij geen vertrouwen heeft in de rechter en haar uitspraak in deze zaak. Uit de ter zitting gemaakte aantekeningen blijkt verder dat verzoekster het wrakingsverzoek mondeling heeft toegelicht en daaraan nog ten grondslag heeft gelegd dat zij op de vorige zitting niet gehoord is en dat zij zich niet gezien voelt als moeder.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Het wrakingsverzoek moet dus worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding zijn, zich hebben voorgedaan. Na indiening van het wrakingsverzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter nog proceshandelingen verricht, terwijl mogelijk later wordt vastgesteld dat de rechter toen niet onpartijdig was. Ook ontstaat dan geen onnodige vertraging van de rechtspleging.
3.3.
Verzoekster heeft aangevoerd dat zij op de zitting van 26 juli 2022 niet gehoord is en dat zij zich niet gezien voelt als moeder. Deze door verzoekster aangevoerde omstandigheden zijn haar dan al op 26 juli 2022 bekend geworden, maar het wrakingsverzoek is pas gedaan op 18 april 2023. Voor het tijdsverloop van bijna negen maanden is door verzoekster geen redelijke verklaring gegeven. Het wrakingsverzoek is daarom te laat ingediend en kan daarom niet worden behandeld.
3.4.
Voor een behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting van de wrakingskamer bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het wrakingsverzoek. Daar wordt echter niet meer aan toegekomen, omdat het wrakingsverzoek te laat is ingediend.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoekster;
• [belanghebbende] ;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Keulen, R. Cats en R.G.C. Veneman, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.