In deze zaak heeft eiseres, geboren op [geboortedatum] en van Egyptische nationaliteit, op 20 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid van [naam] in het kader van nareis. Na het verstrijken van de beslistermijn heeft eiseres de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld op 28 augustus 2023. Vervolgens heeft zij op 22 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De staatssecretaris had uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar deze termijn was met drie maanden verlengd. De rechtbank constateert dat de termijn is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld, waardoor het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank sluit zich aan bij deze overwegingen en bepaalt dat de staatssecretaris binnen zestien weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,- en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.