In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 november 2023, in de zaak NL23.33611, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin aan eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door mr. L.J. Blijdorp, heeft zijn beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft voldaan aan zijn vertrekplicht en dat zijn verblijf in Nederland niet effectief en daadwerkelijk is beëindigd. Eiser had zijn Europese verblijfsrecht per beschikking van 7 maart 2023 ingetrokken en moest binnen 30 dagen Nederland verlaten. De rechtbank concludeert dat eiser zijn verblijf niet daadwerkelijk heeft beëindigd, aangezien hij kort na zijn vertrek weer naar Nederland is teruggekeerd zonder aan te tonen dat hij zijn verblijf effectief had beëindigd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet verplicht was om een nieuw verwijderingsbesluit te nemen en dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser heeft geen recht op schadevergoeding en de rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.