ECLI:NL:RBDHA:2023:17321

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
NL23.33668
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een Dublinclaimant

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 24 oktober 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 op zitting behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris, aanwezig waren via een beeldverbinding. De rechtbank oordeelt dat het opleggen van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser voert aan dat de ophouding voorafgaand aan de maatregel niet op de juiste grond heeft plaatsgevonden, maar de rechtbank concludeert dat er geen gebrek kleeft aan het voortraject. Eiser is op de juiste grond opgehouden, omdat zijn identiteit niet onmiddellijk kon worden vastgesteld en er geen identificerende documenten zijn overgelegd. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris voldoende gronden heeft om de maatregel van bewaring op te leggen, waaronder het feit dat eiser zich in strijd met de vreemdelingenwetgeving heeft gedragen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor zijn asielverzoek. Eiser betwist enkele van deze gronden, maar de rechtbank oordeelt dat de zware gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn om de maatregel te dragen. De rechtbank concludeert dat er voldoende zicht is op overdracht, aangezien de staatssecretaris een geldige laissez-passer heeft overgelegd. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de inbewaringstelling rechtmatig is en er geen schadevergoeding hoeft te worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33668

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. B.A. Zevenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P. Boelhouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 24 oktober 2023 waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde, via een beeldverbinding, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het opleggen van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het opleggen van de maatregel van bewaring is rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is eiser op de juiste grond opgehouden?
4. Eiser voert aan dat de ophouding voorafgaand aan het opleggen van de maatregel van bewaring niet op de juiste grond heeft plaatsgevonden. Eiser is op grond van
artikel 50, tweede lid, van de Vw 2000 opgehouden omdat zijn identiteit niet onmiddellijk kon worden vastgesteld. Dit strookt volgens eiser niet met het gegeven dat in eerdere procedures reeds zijn identiteit is vastgesteld.
4.1.
De rechtbank oordeelt dat er geen gebrek kleeft aan het voortraject en dat eiser op de juiste grond is opgehouden. Dat de staatssecretaris in een eerdere procedure voorafgaand aan de maatregel zich heeft gebaseerd op of is uitgegaan van bepaalde gegevens betreffende de identiteit van eiser betekent niet dat de identiteit van eiser ook is vastgesteld. [1] Vanwege de Dublinclaim die aan Duitsland is gedaan op 21 oktober 2023, moest er nader onderzoek gedaan worden omdat eisers identiteit onbekend is. Daarbij komt dat in eerdere procedures andere gegevens van eiser zijn opgegeven, zoals een ander land van herkomst, een ander geboortejaar en andere namen. Verder zijn er geen identificerende documenten overgelegd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiser terecht op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vw 2000 is opgehouden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Kunnen de gronden de maatregel van bewaring dragen?
5. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De staatssecretaris heeft, onder verwijzing naar het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), [2] als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe gedaan;
3b. zich in strijd met de vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek.
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5.1.
Eiser betwist alleen de zware grond 3d. Hiertoe voert hij aan dat hij meewerkt aan het in contact treden met de Sierra Leoonse autoriteiten. Van onvoldoende meewerken blijkt niets uit het dossier. Eiser heeft tijdens het verhoor gezegd dat hij zo snel mogelijk naar Sierra Leone wil vertrekken. Om die reden kan de zware grond 3d geen stand houden.
5.2.
Wat eiser aanvoert, geeft geen aanleiding om de gronden van bewaring onvoldoende te achten. De reden hiervoor is dat de zware gronden 3a en 3d feitelijk juist zijn. De zware grond 3a is feitelijk juist omdat niet is gebleken dat eiser beschikt over een geldig grensoverschrijdingsdocument, waardoor het vermoeden bestaat dat eiser niet op de voorgeschreven wijze Nederland is ingereisd. Daarnaast heeft eiser in Duitsland een asielverzoek ingediend. Op grond van artikel 9 van de Procedurerichtlijn dan wel artikel 21, eerste lid, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (SUO) jo. artikel 1 van de SUO mag eiser alleen in dat land verblijven. Eiser had dus niet naar Nederland mogen komen. Eiser heeft de feitelijke juistheid van de zware grond 3a niet bestreden. De zware grond 3d is feitelijk juist omdat eiser onvoldoende handelingen verricht om aan documenten te komen ten aanzien van zijn identiteit en nationaliteit. Ook is niet gebleken dat eiser andere handelingen heeft verricht om zijn identiteit of nationaliteit te onderbouwen. Het betoog van eiser dat hij meewerkt aan het in contact treden met de Sierra Leoonse autoriteiten en dat hij tijdens de verhoren heeft verklaard dat hij zo snel mogelijk naar Sierra Leone wil, maakt dit niet anders. Omdat de zware gronden 3a en 3d feitelijk juist zijn, zijn deze voldoende als grondslag voor de maatregel van bewaring. [3] Deze gronden kunnen de maatregel daarom dragen. Uit de gronden volgt dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is er voldoende zicht op overdracht?
6. Eiser voert aan dat het zicht op overdracht ontbreekt. Hiertoe voert eiser aan dat er geen laissez-passer is waardoor de overdracht op 2 november 2023 niet kan plaatsvinden.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris op de zitting een geldige laissez-passer aan het dossier heeft toegevoegd, verstrekt op 27 oktober 2023 en waarop eiser zijn personalia zijn vermeld. Daarmee mist het betoog feitelijke grondslag. Verder overweegt de rechtbank dat, nu de overdracht van eiser is gepland op 2 november 2023, er geen aanknopingspunten zijn om te oordelen dat zicht op overdracht in het geval van eiser ontbreekt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?7. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [4]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie ABRvS 17 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1490.
2.In het bijzonder artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vb 2000.
3.Zie ABRvS 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
4.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.