ECLI:NL:RBDHA:2023:17305

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
C/09/644534/KG RK 23-372
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan onderbouwing en misbruik van wrakingsinstrument

Op 20 maart 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking van de rechter, mr. M.L. Ruiter, afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was bij een strafzaak, stelde dat de rechter als trustee fungeerde en dat dit een fictie was. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker geen feitelijke onderbouwing had gegeven voor de schijn van vooringenomenheid of een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoeker concrete omstandigheden moet aanvoeren om een wrakingsverzoek gegrond te verklaren. Aangezien verzoeker dit niet had gedaan, werd het verzoek als kennelijk ongegrond beschouwd. Bovendien werd vastgesteld dat het wrakingsverzoek was ingediend zonder deugdelijke onderbouwing, wat leidde tot onnodige vertraging van de procedure. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker het wrakingsinstrument misbruikte en besloot dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/51
zaak- /rekestnummer: C/09/644534 / KG RK 23-372
Beslissing van 20 maart 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker.
strekkende tot de wraking van
mr. M.L. Ruiter,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 17 maart 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met parketnummer 09.069999.23 tegen verzoeker als verdachte (hierna: de hoofdzaak). In deze zaak is op 17 maart 2023 een terechtzitting gehouden. Tijdens deze zitting heeft verzoeker het wrakingsverzoek ingediend.
2.2.
In het proces-verbaal staat dat de rechter met verzoeker ter zitting heeft doorgenomen wat de wrakingsgrond is. In het proces-verbaal staat de volgende wrakingsgrond van verzoeker opgenomen:
“Ik wraak u in uw functie als rechter op uw titel. U zit hier als trustee van de gedaagde [verzoeker] en dat is een fictie, een persona zoals de rechtbank en de overheid ooit bedacht heeft. Ik sta hier als levend mens en niet als persona.”
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond is. Verzoeker heeft op geen enkele manier feitelijk onderbouwd dat sprake is geweest van enige schijn van vooringenomenheid, of van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid. Dat verzoeker meent dat de rechter zijn trustee is en dat dat een fictie is, een persona zoals de rechtbank en de overheid ooit bedacht hebben, kan niet leiden tot een gegrond wrakingsverzoek. Het wrakingsverzoek bevat verder ook geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechter niet onpartijdig zou zijn.
3.3.
Het wrakingsverzoek is daarom ongegrond. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
3.4.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker een wrakingsverzoek heeft gedaan zonder naar behoren concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit in redelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Daarmee is de voortgang van de procedure onnodig vertraagd. Dat leidt tot de conclusie dat verzoeker het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer bepaalt daarom dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
  • verzoeker;
  • de officier van justitie;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, R. Cats en S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.