ECLI:NL:RBDHA:2023:17269
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had op 6 juni 2023 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Participatiewet, welke door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 7 juli 2023 was afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 november 2023 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college.
De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang. Verzoeker stelt dat hij sinds juli 2022 geen inkomsten meer heeft en leeft van toeslagen en leningen van familie en vrienden. Het college betwist echter dat er een spoedeisend belang is, gezien de bijschrijvingen op zijn bankrekening en het feit dat er geen dreigende huisuitzetting is. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij momenteel inkomsten of vermogen heeft en dat zijn kosten hoger zijn dan de ontvangen toeslagen.
De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoeker in het verleden bijstandsuitkeringen heeft ontvangen, maar dat zijn aanvraag is afgewezen omdat hij niet voldoende informatie heeft verstrekt over zijn vermogen, met name met betrekking tot de Stichting waarvan hij bestuurder was. De voorzieningenrechter concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden voor bijstand en dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet.