ECLI:NL:RBDHA:2023:17260

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
NL23.22141
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 1 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag volgens de Dublinverordening. Eiser, vertegenwoordigd door mr. T. der Bedrosian, heeft in beroep aangevoerd dat er structurele tekortkomingen zijn in de opvang van asielzoekers in Spanje, en dat het bestreden besluit in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.

De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2023 behandeld, waarbij mr. A.D. Kupelian als waarnemer van de gemachtigde van eiser aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende is ingegaan op de zienswijze van eiser en dat er geen sprake is van een motiveringsgebrek. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet kan worden toegepast, ondanks zijn verwijzingen naar het AIDA-rapport en enkele krantenartikelen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te worden genomen, en verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is openbaar gemaakt op 21 september 2023. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.22141
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. T. der Bedrosian),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 1 augustus 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. A.D. Kupelian als waarnemer van de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft
5. Eiser voert aan dat ten aanzien van Spanje niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat er sprake is van structurele tekortkomingen in de opvang van asielzoekers. Eiser verwijst daarbij naar het AIDA-rapport en een vijftal krantenartikelen. Het bestreden besluit is op dit punt ook in strijd met het motiverings-of zorgvuldigheidsbeginsel, omdat niet is ingegaan op de zienswijze van eiser.
6. De rechtbank oordeelt als volgt.
7. De rechtbank volgt de staatssecretaris in het standpunt dat in het bestreden besluit is ingegaan op de zienswijze van eiser. Dit blijkt uit pagina’s 2, 3 en 4. Eiser heeft niet duidelijk gemaakt op welke onderwerpen van de zienswijze de staatssecretaris niet of onvoldoende is ingegaan. Er is geen sprake van een motiveringsgebrek. Ook heeft de staatssecretaris niet in strijd gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel.
8. Wat betreft de AIDA-rapporten over Spanje heeft de staatssecretaris terecht opgemerkt dat eiser niet nader heeft geconcretiseerd op welk rapport van AIDA hij zich beroept en evenmin passages heeft genoemd. Met een algemene verwijzing naar een AIDA- rapport heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat niet meer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De staatssecretaris heeft verder terecht opgemerkt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) op 27 januari 20231 het AIDA-rapport update 2021 heeft beoordeeld. In die uitspraak is geoordeeld dat dit rapport geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan uit de landeninformatie volgt die al bij de vorige Afdelingsjurisprudentie is betrokken. Eiser heeft hier niets tegen in gebracht. Dat uit het AIDA-rapport update 2022 ook niet volgt dat Dublinclaimanten in Spanje geen recht hebben op opvang of rechtsbijstand heeft eiser verder ook niet betwist. Niet is aannemelijk gemaakt dat de problemen met toegang tot de asielprocedure en opvang in Spanje zodanig zijn dat sprake is van structurele tekortkomingen die de hoge drempel van zwaarwegendheid van artikel 3 EVRM bereiken, als bedoeld in het arrest Jawo2.
9. Eiser heeft in beroep verwezen naar een vijftal krantenartikelen. Deze artikelen zijn niet gevoegd achter het beroepschrift, maar via een link beschikbaar gemaakt. Niet alle links konden worden geopend. Voor zover deze wel konden worden geopend, zien de krantenartikelen niet op de situatie van Dublinclaimanten en kan de staatssecretaris worden gevolgd dat deze artikelen geen aanleiding geven om niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. Daarbij heeft de staatssecretaris ook nog terecht opgemerkt dat de artikelen dateren van vóór de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2023.
10. In het geval van eiser hebben de Spaanse autoriteiten met een expliciet claimakkoord gegarandeerd dat zij zijn asielaanvraag in behandeling zullen nemen. Als eiser na overdracht geen toegang tot de asielprocedure of opvang krijgt, moet hij daarover klagen bij de Spaanse autoriteiten. Uit het AIDA-rapport en de aangehaalde krantenartikelen blijkt niet dat dit voor eiser niet mogelijk is.
2 Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
11. Het voorgaande betekent dat de staatssecretaris mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. De staatssecretaris hoefde de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 september 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.