ECLI:NL:RBDHA:2023:17226

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
NL23.12482
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning voor gezinsleven van een Somalische vader met Nederlandse partner en kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een verblijfsvergunning voor een Somalische vader, eiser, die samen met zijn Nederlandse partner en kinderen in Nederland wil verblijven. Eiser heeft een verblijfsvergunning in Italië en heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op basis van artikel 8 van het EVRM, dat het recht op gezinsleven waarborgt. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft en niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij de beroepsgronden van eiser heeft beoordeeld. Eiser voerde aan dat de staatssecretaris ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat hij geen verblijfsrecht kan ontlenen aan het arrest Chavez-Vilchez, en dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM ten onrechte in zijn nadeel is uitgevallen. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen, gezien de omstandigheden in Italië en de binding van eiser met Nederland. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de belangenafweging in het voordeel van eiser zouden moeten laten uitvallen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.12482
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. L. Sinoo),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: S. Kowsari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het uitoefenen van familieleven met zijn partner en kinderen.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 15 oktober 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 april 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [referente] , de gemachtigde van eiser, S. Mahed als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris de aanvraag van eiser heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Inleiding

4. Eiser heeft de Somalische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1986. Hij heeft een verblijfsvergunning in Italië. [referente] (referente) is zijn partner en samen hebben zij drie minderjarige kinderen. Referente en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit. Referente heeft ten behoeve van eiser een aanvraag ingediend om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het uitoefenen van gezinsleven in Nederland op grond van artikel 8 van het EVRM1.
1. Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Het bestreden besluit

5. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft. Eiser komt niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van het arrest Chavez-Vilchez2. Hij heeft namelijk een verblijfsvergunning in Italië en zijn kinderen worden dus niet gedwongen om het grondgebied van de Unie te verlaten als zij eiser zouden volgen. Ook komt eiser niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM. Er bestaat wel familieleven, maar de belangenafweging valt volgens de staatssecretaris uit in het nadeel van eiser. Tot slot komt eiser niet in aanmerking voor vrijstelling van het
mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule.

De beroepsgronden van eiser en het oordeel van de rechtbank daarover

Over het verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat hij geen verblijfsrecht kan ontlenen aan het arrest Chavez-Vilchez. Eiser heeft in de procedure informatie ingediend waaruit volgens hem blijkt dat de omstandigheden in Italië voor asielzoekers, Dublinclaimanten en statushouders mensonterend zijn. De staatssecretaris heeft dit onvoldoende in de beoordeling betrokken. Gelet op de deplorabele toestand in Italië kan van eiser en zijn gezin niet worden verwacht dat zij zich in Italië vestigen. Eiser verwijst in dit verband naar een uitspraak van de Afdeling van 26 april 20233.
7. Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris heeft het standpunt mogen innemen dat eiser geen verblijfsrecht kan ontlenen aan het arrest Chavez-Vilchez. Omdat eiser een verblijfsvergunning heeft in Italië, worden zijn kinderen immers niet gedwongen om het grondgebied van de Unie te verlaten als zij eiser zouden volgen.
Voor zover in het kader van deze beoordeling al ruimte zou bestaan om de algemene situatie in Italië voor statushouders mee te wegen, is de rechtbank van oordeel dat dit eiser niet kan helpen. Uit recente rechtspraak van de Afdeling blijkt namelijk dat de staatssecretaris ten aanzien van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.4 Het is dus aan eiser om de rechten die hij in Italië heeft te effectueren. De verwijzing van eiser naar de uitspraak van 26 april 2023 gaat niet op omdat deze uitspraak ziet op Dublinclaimanten.
Over het verblijfsrecht op grond van artikel 8 van het EVRM
8. Eiser voert vervolgens aan dat de staatssecretaris de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM ten onrechte in zijn nadeel heeft laten uitvallen. Concreet voert eiser in dit verband aan dat er een objectieve belemmering bestaat om het gezinsleven in Italië uit te oefenen. Eiser verwijst in dit verband naar informatie over de positie van statushouders in Italië. Verder voert eiser concreet aan dat de staatssecretaris onvoldoende waarde heeft toegekend aan de verklaringen van de huisarts van 13 november 2021 en
23 november 2022. Uit deze verklaringen blijkt dat de aanwezigheid van eiser in het gezin noodzakelijk is vanwege medische klachten van referente. Tot slot voert eiser aan dat referente en de kinderen de Nederlandse nationaliteit hebben en geworteld zijn in Nederland en dat de staatssecretaris hieraan onvoldoende gewicht heeft toegekend in de belangenafweging.
2 Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.
3 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2023:1654.
4 Uitspraken van de Afdeling van 24 juni 2022, ECL:NL:RVS:2023:1788 en van 8 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1771.
9. Deze beroepsgrond slaagt ook niet. De staatssecretaris heeft alle feiten en omstandigheden betrokken in de belangenafweging en heeft deze in redelijkheid in het nadeel van eiser kunnen laten uitvallen. Nu sprake is van een eerste toelating, is er geen inmenging in het recht op gezinsleven. Alleen als sprake is van bijzondere omstandigheden moet de staatssecretaris in dat geval de belangenafweging in het voordeel van eiser laten uitvallen.5 De staatssecretaris heeft mogen vinden dat daarvan geen is. De staatssecretaris heeft in het voordeel van eiser in de belangenafweging betrokken dat referente en de kinderen de Nederlandse nationaliteit hebben en dat de kinderen in Nederland geboren zijn, hier opgroeien, sociale contacten hebben en naar school gaan. De staatssecretaris heeft daar echter tegenover mogen stellen dat eiser Nederland zonder mvv is ingereisd en dat hij de keuze heeft gemaakt om gezinsleven in Nederland aan te gaan, terwijl hij niet over rechtmatig verblijf beschikt. Daarnaast heeft de staatssecretaris hier tegenover mogen stellen dat eiser pas sinds 2021 onafgebroken in Nederland verblijft en dat hij al sinds 2007 een verblijfsvergunning in Italië heeft, zodat hij geen sterke binding met Nederland heeft. Verder heeft de staatssecretaris in het nadeel van eiser mogen meewegen dat referente niet kan voorzien in haar levensonderhoud en in dat van haar gezin omdat zij een uitkering ontvangt. Voorts heeft de staatssecretaris in het nadeel van eiser mogen meewegen dat geen objectieve belemmering bestaat om het gezinsleven in Italië uit te oefenen. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit het standpunt ingenomen dat uit de door eiser ingediende informatie over statushouders in Italië blijkt dat na twee jaar onafgebroken verblijf een beroep op de sociale zekerheid kan worden gedaan en dat er sinds maart 2019 een basisinkomen bestaat voor mensen met een laag inkomen. Eiser heeft in beroep niet uitgelegd dat en waarom dit niet voor hem geldt en hij zijn rechten in Italië niet kan effectueren. De staatssecretaris heeft verder in zijn afweging mogen betrekken dat, anders dan eiser heeft aangevoerd, uit de verklaringen van de huisarts niet blijkt dat de aanwezigheid van eiser in het gezin noodzakelijk is in verband met de medische situatie van referente. Ook is niet gebleken dat de moeder van referente exclusief afhankelijk is van de zorg van referente. Gelet hierop heeft de staatssecretaris het standpunt mogen innemen dat de medische situatie van referente en haar moeder geen reden is om aan te nemen dat het familieleven niet in Italië kan worden uitgeoefend.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
5 Uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 17 januari 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:148.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 september 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.