ECLI:NL:RBDHA:2023:17214

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
C/09/653430 / JE RK 23-1815
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding verzoek vervangende toestemming voor medische behandeling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 september 2023 een verzoek behandeld dat was ingediend door de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. Het verzoek betreft de vervangende toestemming voor medische behandeling van de minderjarige [naam01], geboren op [geboortedatum01] en verblijvende bij pleegouders. De moeder van [naam01] is belast met het gezag, maar heeft tot nu toe geen toestemming gegeven voor noodzakelijke medische behandelingen, waaronder vaccinaties. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder correct is opgeroepen, maar niet is verschenen op de zitting. De kinderrechter heeft de zaak aangehouden om de moeder opnieuw op te roepen, zodat zij kan worden gehoord over het verzoek. De gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat er zorgen zijn over de gezondheid van [naam01], waaronder vermoedens van sikkelcellen en andere medische problemen. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling de gelegenheid gegeven om het verzoek aan te vullen en heeft de behandeling van de zaak uitgesteld tot 23 oktober 2023, zodat deze kan worden behandeld samen met een verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/653430 / JE RK 23-1815
Datum uitspraak: 21 september 2023

Beschikking van de kinderrechter

Aanhouding verzoek vervangende toestemming medische behandeling (ex artikel 1:265e BW)

in de zaak naar aanleiding van het op 7 september 2023 ingekomen verzoekschrift van:

William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:

[naam01] , geboren op [geboortedatum01] 2023 te [geboorteplaats01] ,

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam02]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[naam03] ,

hierna te noemen: de pleegvader,
wonende te [woonplaats02] ,

[naam04] ,

hierna te noemen: de pleegmoeder,
wonende te [woonplaats02] ,
hierna tezamen te noemen: de pleegouders.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen van 7 september 2023.
Op 21 september 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [naam05] en [naam06] , vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling;
- de pleegouders als informant.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel correct is opgeroepen.

Feiten

- De moeder is belast met het gezag.
- [naam01] verblijft feitelijk bij de pleegouders.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 27 juli 2023 [naam01] onder toezicht gesteld van 27 juli 2023 tot 27 juli 2024, alsmede een machtiging verleend [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 27 juli 2023 tot 27 oktober 2023 met aanhouding van het overige.

Verzoek

Het verzoek strekt ertoe te bepalen dat de gecertificeerde instelling wordt belast met gezag over [naam01] ex artikel 1:265e van het Burgerlijk Wetboek, voor zover dit betrekking heeft op het geven van toestemming voor een medische behandeling.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt toegelicht. Tijdens de ziekenhuisopname van [naam01] en de moeder was het niet mogelijk om controles uit te voeren door het consultatiebureau en konden niet alle vaccinaties worden gegeven, omdat de moeder hiervoor geen toestemming gaf. Er heeft slechts een intakegesprek plaatsgevonden met het consultatiebureau en op basis van dit gesprek en de overdrachtsbrief van de fysiotherapeut die in het ziekenhuis betrokken was, zijn er zorgen over [naam01] . Er is een vermoeden dat [naam01] mogelijk lijdt aan sikkelcellen en er zijn ook zorgen geuit met betrekking tot haar heupen en een ongewone vorm van haar kleine teen. De pleegouders willen deze zorgen onderzoeken en medische zorg inzetten voor [naam01] maar kunnen dit niet omdat de moeder geen toestemming geeft. De moeder heeft tot nu toe alleen toestemming gegeven voor de eerste twee vaccinaties van [naam01] en is tot op heden wisselend in het geven van toestemming. De gecertificeerde instelling acht het in het belang voor de gezondheid en ontwikkeling van [naam01] dat zij alle vaccinaties krijgt en dat er onderzoek komt naar de behandeling die mogelijk nodig is voor [naam01] .
De gecertificeerde instelling heeft ter zitting verklaard dat het verzoek nog meer medische behandelingen betreft dan in het verzoekschrift is opgenomen. Zo is er sprake van een afgeplat hoofdje omdat [naam01] te veel op haar rug wordt gelegd. De fysiotherapie die zij nu ontvangt is onvoldoende. Er moeten ook medische gegevens worden opgevraagd. Het verzoek moet in elk geval ten aanzien van die onderdelen worden uitgebreid.

Beoordeling

Ter zitting is de moeder zonder bericht niet verschenen. De kinderrechter is van oordeel dat het van belang is dat de moeder op het verzoek wordt gehoord en dat zij dan weet over welke medische behandelingen het verzoek precies gaat. De kinderrechter zal reeds daarom de zaak korte tijd aanhouden opdat de moeder opnieuw wordt opgeroepen. De gecertificeerde instelling zal in de gelegenheid worden gesteld het verzoek en het petitum aan te vullen zoals ter zitting aangekondigd. Besproken is verder de vraag hoe het verzoek op voet van artikel 1:265e BW zich verhoudt tot het feit dat de lopende machtiging tot uithuisplaatsing afloopt op 27 oktober 2023. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling laten weten dat er bewust voor is gekozen om aan het verzoek artikel 1:265e BW ten grondslag te leggen, en niet artikel 1:265h BW. De gecertificeerde instelling is de gelegenheid geboden om deze toelichting aan het voorliggende verzoek toe te voegen. Verder is ter zitting kort aan de orde geweest in hoeverre de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 23 februari 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:291) is meegenomen in het onderdeel van het verzoek betreffende de vervangende toestemming voor het Rijksvaccinatieprogramma. Aan de gecertificeerde instelling is de gelegenheid geboden om het verzoek ook op dat punt aan te vullen.
Ter zitting is in dat verband toegezegd dat deze aanvullingen op het verzoekschrift op 29 september 2023 bij de griffie kunnen zijn ingediend.
De kinderrechter heeft ter zitting de behandeling van het verzoek aangehouden tot de zitting van 23 oktober 2023 te 10.45 uur, zodat behandeling kan plaatsvinden tegelijk met de behandeling van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
- houdt de behandeling van het verzoek aan tot de zitting van
23 oktober 2023 te 10.45 uur, tegen welke zitting de gecertificeerde instelling, de moeder en de pleegouders dienen te worden opgeroepen;
- stelt de gecertificeerde instelling in de gelegenheid om op
29 september 2023een aanvullend verzoek in te dienen, zoals hierboven is omschreven.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2023 door mr. M.H. Rochat , kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. B. Boogaarts als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 september 2023.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.