ECLI:NL:RBDHA:2023:1719
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser had op 10 juli 2022 asiel aangevraagd in Nederland, maar Eurodac toonde aan dat hij op 5 juni 2022 illegaal Italië was binnengekomen. De Italiaanse autoriteiten hadden op 4 oktober 2022 ingestemd met de overname van de eiser.
De eiser voerde in beroep aan dat hij in Italië slecht behandeld was en dat er geen perspectief was op werk of studie. Hij stelde dat de Italiaanse autoriteiten niet adequaat op zijn klachten hadden gereageerd en dat er sprake was van rechtsongelijkheid in vergelijking met Griekenland. De rechtbank overwoog dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog steeds van toepassing was en dat de eiser niet had aangetoond dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet nakwam. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had besloten de asielaanvraag niet aan zich te trekken en dat er geen beletselen waren voor de overdracht aan Italië.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de omstandigheden van de eiser niet zodanig waren dat deze een uitzondering op de overdracht naar Italië rechtvaardigden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.