In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Tunesische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren op een onbekende datum, diende op 7 november 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 13 oktober 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelde het beroep op 2 november 2023, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag terecht heeft gedaan. Eiser heeft verklaard dat hij problemen ondervond door een verhouding met een vrouw, wiens echtgenoot voorzitter is van de lokale rechtbank. Eiser stelt dat deze voorzitter zijn broer heeft vermoord of laten vermoorden. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser ongeloofwaardig zijn, onder andere omdat hij geen concrete details kan geven over de periode waarin hij met de vrouw samen was en omdat er geen bewijs is van de moord op zijn broer. De rechtbank wijst erop dat Tunesië als veilig land van herkomst is aangemerkt, wat betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Tunesië geen internationale bescherming nodig hebben.
De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië in zijn geval niet veilig is. De beroepsgronden van eiser worden verworpen, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter D.M. Schuiling, in aanwezigheid van griffier Y. van Wijk, en is bekendgemaakt op 10 november 2023.