ECLI:NL:RBDHA:2023:17147

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
NL23.32600
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Tunesische eiser wegens ongeloofwaardigheid en veilig land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Tunesische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren op een onbekende datum, diende op 7 november 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 13 oktober 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelde het beroep op 2 november 2023, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag terecht heeft gedaan. Eiser heeft verklaard dat hij problemen ondervond door een verhouding met een vrouw, wiens echtgenoot voorzitter is van de lokale rechtbank. Eiser stelt dat deze voorzitter zijn broer heeft vermoord of laten vermoorden. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser ongeloofwaardig zijn, onder andere omdat hij geen concrete details kan geven over de periode waarin hij met de vrouw samen was en omdat er geen bewijs is van de moord op zijn broer. De rechtbank wijst erop dat Tunesië als veilig land van herkomst is aangemerkt, wat betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Tunesië geen internationale bescherming nodig hebben.

De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië in zijn geval niet veilig is. De beroepsgronden van eiser worden verworpen, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter D.M. Schuiling, in aanwezigheid van griffier Y. van Wijk, en is bekendgemaakt op 10 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32600

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 7 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 13 oktober 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiser en verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft verklaard dat hij een verhouding had met een vrouw en de partner van deze vrouw, die voorzitter is van de lokale rechtbank, is hier achter gekomen. Vervolgens is de voorzitter van de rechtbank, of een handlanger, naar het huis van eiser gegaan en heeft hij eisers broer vermoord of laten vermoorden. Hierna is eiser gebeld door de vrouw in kwestie en zij heeft eiser verteld dat hij uit Tunesië moest vertrekken omdat haar man naar eiser op zoek is.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Verhouding met vrouw van de voorzitter van de rechtbank en de daaropvolgende problemen.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiser zijn identiteit niet met documenten heeft aangetoond, maar hij gaat in deze procedure wel uit van de door eiser genoemde persoonsgegevens. Deze persoonsgegevens zijn volgens de staatssecretaris onvoldoende zwaarwegend om aan te nemen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag is of dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [2] . Hierbij acht de staatssecretaris van belang dat Tunesië als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De staatssecretaris acht niet geloofwaardig dat eiser als gevolg van een verhouding met de vrouw van de voorzitter van de rechtbank problemen heeft ondervonden met de voorzitter van de lokale rechtbank en dat in dat kader eisers broer is vermoord. Op wat de staatssecretaris daarover overweegt en wat eiser daartegen aanvoert, wordt – voor zover van belang – nader ingegaan.
Het oordeel van de rechtbank
Strijd met goede procesorde?
6. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser aangegeven een op schrift gestelde klacht te hebben ontvangen, afkomstig van de broer van de vrouw met wie eiser een verhouding zou hebben gehad, en heeft hij de rechtbank verzocht dit stuk in de procedure te betrekken. De staatssecretaris heeft in reactie hierop aangegeven bezwaar te hebben tegen de toelating van dit stuk. Nu de staatssecretaris en de rechtbank eerst ter zitting kennis hebben kunnen nemen van dit overigens niet officieel vertaalde stuk, laat de rechtbank dit stuk wegens strijd met de goede procesorde buiten de beoordeling van het beroep.
Zienswijze
7. Eiser heeft in beroep verzocht om de zienswijze van als herhaald en ingelast te beschouwen. Naar het oordeel van de rechtbank is de staatssecretaris in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd ingegaan op wat eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht. De enkele verwijzing van eiser naar de zienswijze, zonder te concretiseren op welke punten de motivering van het bestreden besluit volgens eiser ontoereikend is, kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Deze beroepsgrond faalt.
Geloofwaardigheid tweede relevante element
8. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris het tweede relevante element niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De staatssecretaris heeft daarbij aan eiser kunnen tegenwerpen dat eiser geen data heeft kunnen noemen die zien op de periode dat hij in het huis van de voorzitter van de rechtbank aan het werk was. Het doet sterk af aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas dat hij geen helder beeld kan schetsen van de periode waarbinnen zich de gebeurtenissen hebben voorgedaan. Ook heeft de staatssecretaris eiser kunnen tegenwerpen dat hij niet het exacte adres van de woning van de vrouw kan noemen en dat hij slechts summier informatie over de vrouw en de voorzitter van de rechtbank heeft kunnen verstrekken. Gelet op eisers relaas dat hij daar enige tijd heeft gewerkt en dat hij een verhouding met de vrouw heeft gehad, had van hem verwacht mogen worden dat hij daarover meer informatie kon verstrekken. Het feit dat er in openbare bronnen geen gegevens over de voorzitter van de rechtbank zijn te vinden doet eveneens sterk afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Verder heeft de staatssecretaris het bevreemding wekkend kunnen achten dat de politie eiser na de ontdekking van het lichaam van eisers broer geen vragen heeft gesteld en hij ongehinderd de plaats delict heeft kunnen verlaten. Dat eiser in shock zou hebben verkeerd, maakt dit niet anders. Tot slot heeft de staatssecretaris eiser niet te ten onrechte tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de gang van zaken na de ontdekking van zijn broer. Eiser verklaart enerzijds dat twee buren naar beneden kwamen als gevolg van eisers geschreeuw en dat deze buren de politie hebben gebeld. Later verklaart eiser dat er één persoon, te weten de eigenaar van de woning, naar beneden kwam en de politie belde.
Derde relevant element
9. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de staatssecretaris de moord op zijn broer ten onrechte niet als derde relevant element heeft aangemerkt. Eiser heeft tijdens de gehoren gesteld dat de moord op zijn broer een gevolg is van zijn affaire met de vrouw van de voorzitter van de rechtbank. De staatssecretaris heeft de moord op eisers broer dan ook terecht opgenomen onder het tweede relevante element als probleem volgend op de affaire die eiser heeft gehad. Bovendien heeft de staatssecretaris de moord op eisers broer uitdrukkelijk getoetst. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Veilig land van herkomst
10. De rechtbank stelt vast dat Tunesië is aangewezen als veilig land van herkomst. [3] Een aanwijzing van een land als veilig land van herkomst betekent dat een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit dat land geen internationale bescherming nodig hebben en dat de (nationale) autoriteiten effectieve bescherming bieden. [4] Het is vervolgens aan eiser om aannemelijk te maken dat Tunesië in zijn individuele geval toch niet veilig is.
10.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiser met hetgeen hij in beroep naar voren heeft gebracht en gelet op het ongeloofwaardig bevonden tweede relevante element, niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië voor hem geen veilig land van herkomst is. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zaaknummer NL23.32601
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
3.Zie bijlage 13 behorend bij artikel 3.37f, derde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000 (veilige landen van herkomst).