RBV vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I voor recht verklaart dat de Staat onrechtmatig handelt door de in de dagvaarding omschreven handelwijze en meer specifiek door:
a. disproportioneel veel mensen bloot te stellen aan (ernstige) hinder en (ernstige) slaapverstoring als gevolg van het vliegverkeer van en naar Schiphol;
b. uit te gaan van een hogere toelaatbare jaargemiddelde geluidsbelasting dan 45 dB(A) Lden en 40 dB(A) Lnight (de normen van de World Health Organization (WHO)) als gevolg van het vliegverkeer van en naar Schiphol;
c. in strijd te handelen met de wettelijke verplichting van gelijkwaardigheid ex artikel 8.17 lid 7 Wlv;
d. geen praktische en effectieve rechtsbescherming te bieden tegen (ernstige) geluidhinder en (ernstige) slaapverstoring door vliegverkeer van en naar Schiphol;
e. geen rekening te houden met (niet-equivalente) akoestische hinderfactoren;
II de Staat gebiedt voornoemde onrechtmatigheden te beëindigen binnen twaalf maanden na de datum waarop het vonnis is betekend, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, door in elk geval:
a. het aantal vliegtuigbewegingen van en naar Schiphol te reduceren en andere maatregelen te nemen opdat:
1. de jaargemiddelde geluidbelasting door het vliegverkeer niet hoger is dan 45 dB(A) Lden en 40 dB(A) Lnight (de WHO-normen), althans, subsidiair, die niveaus zoveel mogelijk worden benaderd, in elk geval door nieuwe geluidsruimte daar volledig voor in te zetten; en
2. rekening wordt gehouden met andere (niet-equivalente) akoestische hinderfactoren, in ieder geval door het invoeren van:
a. minima aan duur en aantal van rustperioden;
b. maxima aan het aantal vliegtuigpassages per tijdseenheid;
c. maxima aan de te dulden piekbelasting vanwege vliegverkeer;
voor de verschillende relevante tijdsbestekken van de dag, de nacht, en de randen van de nacht (23:00-24:00 en 5:00-7:00);
b. waarborgen te creëren teneinde de omwonenden van Schiphol een praktische en rechtsbescherming te bieden, waarbij ten minste vereist is dat:
1. maxima voor individuele geluidbelasting worden vastgesteld; en
2. de overschrijding van deze maxima in rechte kunnen worden aangekaart op
het moment dat zij plaatsvinden althans verwacht worden;
althans door die maatregelen te treffen die uw rechtbank geraden acht;
III de Staat gebiedt dat, voor zover het doorlopen van de Europeesrechtelijke
balanced-approachprocedure voor de maatregelen onder vordering II sub a. door de rechtbank verplicht worden geacht, hij in die procedure geluidsdoelen stelt conform de onder die vordering genoemde uitgangspunten;
IV een en ander op straffe van een dwangsom van € 100.000 per dag dat de vastgestelde onrechtmatigheid voortduurt;
V de Staat veroordeelt in de kosten van de procedure (waaronder mede begrepen de kosten verbonden aan de eventuele publicatie van mededelingen ex artikel 1018f Rv ten behoeve van dit geding) met de bepaling dat indien deze kosten niet zijn betaald binnen veertien dagen na de datum waarop het vonnis is gewezen, wettelijke rente daarover verschuldigd zal zijn.