ECLI:NL:RBDHA:2023:17046

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4447
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering na eerdere uitspraak en medisch onderzoek

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering aan eiser, die eerder al een beroep had ingesteld over dezelfde kwestie. Eiser, die sinds 15 december 2017 als medior-begeleider werkte, was wegens ziekte uitgevallen en had een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen. De verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), had in een besluit van 14 augustus 2020 de WIA-uitkering per 16 maart 2020 geweigerd, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd in een eerdere uitspraak van de rechtbank op 1 april 2022 vernietigd, waarna verweerder een nieuw besluit moest nemen.

In het bestreden besluit van 14 juni 2022 verklaarde verweerder het bezwaar van eiser opnieuw ongegrond. De rechtbank benoemde deskundigen, verzekeringsarts K.C. Rammeloo en psychiater W. Nieuwdorp, om een gecombineerd psychiatrisch en verzekeringsgeneeskundig onderzoek uit te voeren. De deskundigen concludeerden dat er op de datum in geding geen psychiatrische stoornis aanwezig was en dat de lichamelijke beperkingen van eiser, hoewel aanwezig, niet zodanig waren dat hij in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van de verzekeringsarts b&b correct was aangepast op basis van de bevindingen van de deskundigen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat eiser nog steeds niet voldeed aan de criteria voor een WIA-uitkering. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.255,50. De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenrapporten in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak voor verweerder om zorgvuldig om te gaan met medische informatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4447

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. F. van der Wielen),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Procesverloop

In het besluit van 14 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser per
16 maart 2020 een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd. In het besluit van 26 november 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
In de uitspraak van 1 april 2022 (zaaknummer: SGR 20/7877) heeft deze rechtbank het beroep tegen het besluit van 26 november 2020 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Verweerder is opgedragen een nieuw besluit te nemen.
In het besluit van 14 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser opnieuw ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en een expertiserapport ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift met bijlage ingediend.
De rechtbank heeft vervolgens verzekeringsarts K.C. Rammeloo als deskundige benoemd voor het verrichten van een medisch onderzoek. Op verzoek van deze verzekeringsarts heeft de rechtbank ook psychiater W. Nieuwdorp als deskundige benoemd. Beide deskundigen hebben een gecombineerd psychiatrisch en verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht. Op 30 mei 2023 hebben zij aan de rechtbank gerapporteerd.
Eiser heeft op 29 juni 2023 op het rapport gereageerd. Verweerder heeft op 12 juli 2023 op het rapport gereageerd. Tenslotte heeft eiser op 21 september 2023 gereageerd.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat aan deze procedure vooraf is gegaan
1.1
Eiser was vanaf 15 december 2017 werkzaam als medior-begeleider bij een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking voor 32 uur per week. In 2018 is hij wegens ziekte uitgevallen, waarna hem een uitkering op grond van de Ziektewet is toegekend. Eiser kampte met diabetes, reuma (artrose) en psychische klachten.
1.2
In het primaire besluit heeft verweerder eiser een WIA-uitkering per 16 maart 2020 geweigerd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. In het besluit van
26 november 2020 is het door eiser tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 1 april 2022 heeft de rechtbank het hiertegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen over het bezwaar van eiser. De rechtbank heeft in de uitspraak geoordeeld dat het besluit van 26 november 2020 op medisch gebied onvoldoende zorgvuldig is genomen en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank oordeelde op basis van de beschikbare medische informatie van de reumatoloog en het door eiser overgelegde expertiserapport van verzekeringsarts R.M.E. Blanker van 6 april 2021 dat de verzekeringsarts b&b onvoldoende beperkingen op lichamelijk gebied had vastgelegd in de FML. Het ging met name om (zwaardere) beperkingen voor boven schouderhoogte actief zijn, frequent reiken, de handbelastbaarheid inzake de fijne motoriek, werken met toetsenbord en muis en repetitieve hand/vingerbewegingen.
De besluitvorming
2.1
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser opnieuw ongegrond verklaard en daarmee het primaire besluit gehandhaafd. Hieraan liggen de rapporten van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b van 16 mei 2022 en 9 juni 2022 ten grondslag.
2.2
Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b van 16 mei 2022 blijkt het volgende. De verzekeringsarts b&b heeft in de uitspraak en het expertiserapport van verzekeringsarts Blanker aanleiding gezien om eiser aanvullend beperkt te achten. Eiser is alsnog aangewezen op werk waarin doorgaans weinig of geen direct contact met patiënten of hulpbehoevenden vereist is. Ook gelden er aanvullende beperkingen voor onder meer fijn motorische hand/vingerbewegingen, repetitieve hand/vingerbewegingen, klimmen en boven schouderhoogte actief zijn en lichte beperkingen voor frequent reiken tijdens het werk en traplopen. Deze beperkingen en de overige beperkingen die al van toepassing waren heeft de verzekeringsarts b&b vermeld in de FML van 16 mei 2022.
2.3
De arbeidsdeskundige b&b is vervolgens aan de hand van de aangepaste FML tot de conclusie gekomen dat de eerder geselecteerde functies onverminderd geschikt zijn voor eiser. Het arbeidsongeschiktheidspercentage bedraagt 32,47%. Omdat dit minder dan 35% is komt hij nog steeds niet in aanmerking voor een WIA-uitkering. In het bestreden besluit is het bezwaar nogmaals ongegrond verklaard.
Beroepsgronden van eiser
3. Eiser is het niet eens met het nieuwe bestreden besluit. Hij heeft in beroep een tweede rapport van verzekeringsarts Blanker van 29 augustus 2021 overgelegd. Hij verwijst naar de inhoud hiervan. Verzekeringsarts Blanker wijst er in dit rapport - kort samengevat - op dat de rechtbank het door verweerder verrichte handonderzoek in de uitspraak ontoereikend achtte en dat verweerder dat niet heeft hersteld. Verzekeringsarts Blanker heeft uitgebreid gemotiveerd waarom hij vindt dat de verzekeringsarts b&b nog steeds onvoldoende beperkingen heeft geduid in de (aangepaste) FML. Hierbij gaat het met name om beperkingen voor het hand- en vingergebruik die eiser heeft vanwege de artrose.
Ook betwijfelt verzekeringsarts Blanker of verweerder op psychisch gebied voor eiser voldoende beperkingen in de FML heeft vastgelegd. Hij wijst er op dat de beperkingen die de bedrijfsarts eerder in 2019 in de rubrieken 1 en 2 van de FML duidde, opvallend verschillen van de meest recente FML van de verzekeringsarts b&b. Dat lijkt te worden veroorzaakt doordat verweerder uitging van een aanpassingsstoornis, terwijl de bedrijfsarts uitging van de toch wat ernstigere situatie van depressie.
De conclusie van de deskundigen in het rapport en de reactie hierop
4. Gelet op de verschillende visies van de verzekeringsartsen en de beschikbare medische informatie had de rechtbank enige twijfels over de juistheid van de medische beoordeling van verweerder. Daarom heeft zij verzekeringsarts Rammeloo en psychiater Nieuwdorp als deskundigen benoemd voor het verrichten van een onderzoek bij eiser.
5. De deskundigen hebben een gecombineerd psychiatrisch en verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht. Zij hebben het dossier bestudeerd, eiser psychisch en lichamelijk onderzocht en hun bevindingen vastgelegd in een rapport. De deskundigen stellen vast dat er bij eiser op de datum in geding geen sprake was van een psychiatrische stoornis in engere zin. Er is daarom geen reden om meer of zwaardere beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren van de FML aan te nemen. Op lichamelijk gebied was er op de datum in geding sprake van insuline afhankelijke diabetes mellitus type 1, artrose aan de handen (vingergewrichten) en de linkerknie alsmede pijn en een bewegingsbeperking van de linkerschouder. De deskundigen vinden één aanvullende beperking van toepassing. Hierbij gaat het om een beperking voor een langdurig hoog handelingstempo (item 1.8.5.) vanwege de fysieke beperkte handelingsmogelijkheden op langdurig hoog tempo. Daarnaast moet in rubriek 4 (dynamische handelingen) worden vermeld dat de handbeperkingen naast links ook rechts aanwezig zijn. Verder geldt als toelichting bij item 4.3.6. (de knijp/grijpkracht bij het hand- en vingergebruik) ‘niet langdurig of met lichte knijpkracht uitvoeren van de pincetgreep, sleutelgreep en pengreep, en niet met kracht uitvoeren van de cilindergreep, beperkte knijpkracht in alle vingers en in de gehele hand’.
De deskundigen kunnen zich verder niet verenigen met de toelichting die in de FML vermeld staat bij item 2.12.2. Hier staat dat patiëntencontact in het geheel niet mogelijk is. Eiser is uitsluitend beperkt in het dragen van grote zorgverantwoordelijkheid in het geval er een hypo optreedt en hij door zijn handbeperkingen niet fysiek kan ingrijpen. In een veilige werksetting kan eiser wel met patiënten of hulpbehoevenden werken. Verder hebben de deskundigen toegelicht dat het werken met toetsenbord en/of muis op de datum in geding tot maximaal 4 uur per dag mogelijk was omdat de hand/vingerbeperkingen toen minder ernstig waren. Eiser zou hierbij ook gebruik kunnen maken van aanpassingen of hulpmiddelen, zoals een toetsenbord met lichte aanslag, swipen of spraakherkenning.
De overige beperkingen die op lichamelijk gebied zijn geduid in de FML, vinden de deskundigen voldoende passend.
6.1
Verweerder heeft in reactie op het rapport van de deskundige een aangepaste FML van 27 juni 2023 overgelegd. De verzekeringsarts b&b heeft hierin de aanvullende beperking die geldt voor item 1.8.5 vastgelegd. Ook is item 4.2.3. (lokalisatie beperkingen) aangepast naar ‘tweezijdig’. Dit betekent dat de handbeperkingen zowel links als rechts van toepassing zijn. Ook is de toelichting die de deskundigen van toepassing achten op item 4.3.6, overgenomen in de FML. Verder is de beperking voor item 2.12.2 (geen contact met patiënten of hulpbehoevenden) komen te vervallen. Voor het overige is de FML ongewijzigd in stand gelaten.
6.2
Verweerder heeft hierna de arbeidsdeskundige b&b een onderzoek laten verrichten. Aan de hand van de aangepaste FML van 27 juni 2023 is hij tot de conclusie gekomen dat alle eerder geselecteerde functies nog steeds passend zijn voor eiser. Dit betekent dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% blijft.
7. Eiser heeft gereageerd op het rapport van de deskundigen, de door verweerder aangepaste FML en de resultaten van het onderzoek van de arbeidsdeskundige b&b. Hieruit leidt de rechtbank af dat hij het met de conclusies van de deskundigen en verweerder niet eens is. Hij vindt dat hij zowel op psychisch gebied als op lichamelijk gebied beperkter is. Hierbij gaat het om beperkingen voor emotionele problemen van anderen hanteren, een gebrekkige concentratie, omgaan met conflicten, werken met een toetsenbord of muis, zitten tijdens het werk, staan en tillen. Ook vindt eiser dat hij vanwege zijn diabetes niet ’s avonds en ’s nachts kan werken. Eiser betwijfelt of hij de functie receptionist kan verrichten omdat hij zich maar op 1 ding tegelijk kan concentreren. Verder komt in de functies veel typen voor, hetgeen hij niet kan.
Oordeel van de rechtbank
7. De vraag die in deze zaak centraal staat is of verweerder per de datum in geding (16 maart 2020) in de FML de beperkingen van eiser met het oog op het verrichten van arbeid, juist heeft vastgesteld.
8. Volgens vaste rechtspraak dient het oordeel van de door de rechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dat oordeel af te wijken. Het is namelijk bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een (in principe) beslissend advies te geven. [1]
9.1
De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval geen aanleiding bestaat om van deze hoofdregel af te wijken. Het deskundigenrapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek. Eiser is door de deskundigen twee keer onderzocht, waarbij anamneses zijn afgenomen en een psychisch en een lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Ook is aanvullend onderzoek verricht, waarbij eiser een symptoomvaliditeitstest heeft ingevuld. Het rapport is ook inzichtelijk en consistent. De deskundigen hebben naast eigen onderzoek de vele in deze zaak beschikbare medische informatie, inclusief de door eiser overgelegde expertiserapporten van verzekeringsarts Blanker, kenbaar in hun beoordeling betrokken.
9.2
Uit de conclusie van de deskundigen volgt dat de FML aanpassing behoeft. Dit heeft de verzekeringsarts b&b gedaan in de FML van 27 juni 2023. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b hierin een juiste beschrijving heeft gegeven van de beperkingen van eiser voor het verrichten van arbeid. Eiser vindt dat hij nog beperkter dient te worden geacht, maar hij heeft geen aanvullende medische informatie ingebracht die reden geeft voor twijfel aan het medisch oordeel van de deskundigen en de verzekeringsarts b&b. Daarbij komt dat aan hoe eiser zelf zijn klachten ervaart, in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomt.
10. Voor zover eiser stelt dat bij het selecteren van functies met zijn medische beperkingen niet voldoende rekening is gehouden, verwijst de rechtbank naar wat hiervoor over de medische beoordeling is overwogen. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de aangepaste FML. Bij de beoordeling van de reeds eerder geduide functies heeft de arbeidsdeskundige b&b rekening gehouden met de beperkingen die van toepassing zijn. Dit geldt ook voor de beperking die geldt op het item toetsenbord bedienen en muis hanteren. Daarbij komt dat de signaleringen die door het CBBS zijn gepresenteerd als teken van een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid, door de arbeidsdeskundige b&b afdoende zijn voorzien van een nadere toelichting. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiser voor de geduide functies.
11. Aangezien verweerder naar aanleiding van het rapport van de deskundigen de FML in beroep heeft aangepast, moet de conclusie luiden dat het bestreden besluit in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot stand is gekomen. Het beroep is dan ook gegrond. Nu uit het ingewonnen deskundigenrapport voortvloeit dat eiser ongewijzigd in staat moet worden geacht om de geduide functies te verrichten, ziet de rechtbank aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. In zoverre krijgt eiser dus geen gelijk.
12, De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet WIA, omdat het percentage arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten voor het instellen van beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.255,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en een half punt voor de schriftelijke zienswijze na het verslag van het deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.255,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 3 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3822.