In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering aan eiser, die eerder al een beroep had ingesteld over dezelfde kwestie. Eiser, die sinds 15 december 2017 als medior-begeleider werkte, was wegens ziekte uitgevallen en had een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen. De verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), had in een besluit van 14 augustus 2020 de WIA-uitkering per 16 maart 2020 geweigerd, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd in een eerdere uitspraak van de rechtbank op 1 april 2022 vernietigd, waarna verweerder een nieuw besluit moest nemen.
In het bestreden besluit van 14 juni 2022 verklaarde verweerder het bezwaar van eiser opnieuw ongegrond. De rechtbank benoemde deskundigen, verzekeringsarts K.C. Rammeloo en psychiater W. Nieuwdorp, om een gecombineerd psychiatrisch en verzekeringsgeneeskundig onderzoek uit te voeren. De deskundigen concludeerden dat er op de datum in geding geen psychiatrische stoornis aanwezig was en dat de lichamelijke beperkingen van eiser, hoewel aanwezig, niet zodanig waren dat hij in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van de verzekeringsarts b&b correct was aangepast op basis van de bevindingen van de deskundigen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat eiser nog steeds niet voldeed aan de criteria voor een WIA-uitkering. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.255,50. De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenrapporten in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak voor verweerder om zorgvuldig om te gaan met medische informatie.